Oefenvragen tijdvak 1 t/m 7

Oefenvragen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefenvragen

Slide 1 - Diapositive

In 1274 v. Chr. vond er een veldslag plaats tussen de legers van de Hittitenkoning Muwatali II en de Egyptische farao Ramses II. Tijdens de slag werden door de Egyptenaren 2.000 strijdwagens met ieder drie soldaten ingezet. De Hittiten hadden 3.000 strijdwagens met elk twee soldaten. Daarnaast hadden beide legers meer dan 10.000 voetsoldaten tot hun beschikking.
Hieruit kun je concluderen dat zowel bij de Hittiten als bij de Egyptenaren sprake was van een landbouwsurplus.
2p Leg dit uit.

Slide 2 - Question ouverte

Hieronder staan verschillende gebeurtenissen beschreven die passen bij een landkaart die bekend staat onder de naam 'Peutingerkaart':
1 Tussen de eerste en vierde eeuw ontstond een kaart van het wegennetwerk van het Romeinse Rijk. Op de kaart stonden de namen van plaatsen, de afstanden tussen die plaatsen en de namen van rivieren en bergen.

2 In de vroege middeleeuwen was weinig interesse voor de kaart. Slechts één kopie, gemaakt door een monnik, werd bewaard in een Duits klooster.

3 In de zestiende eeuw kwam de middeleeuwse kopie in handen van de humanist Konrad Peutinger. Hij herkende de Romeinse oorsprong van de kaart en wilde de kaart in druk uitbrengen.

Slide 3 - Diapositive

De gebeurtenissen rondom de Peutingerkaart passen bij verschillende ontwikkelingen in de Europese geschiedenis.
3p 2 Toon dit aan door, telkens met een verwijzing naar een passend kenmerkend aspect, een verklaring te geven voor:
- de behoefte aan de kaart in de Romeinse tijd en
- de geringe interesse voor de kaart in de vroege middeleeuwen en
- de belangstelling van Konrad Peutinger voor de kaart.

Slide 4 - Question ouverte

bron 1
Plinius Minor is de gouverneur van de Romeinse provincie Bithynia-Pontus (in het huidige Turkije). Omstreeks 112 na Christus schrijft Plinius in een brief aan keizer Trajanus:
Vooralsnog heb ik met mensen die bij mij als christenen werden aangegeven de volgende procedure gevolgd. Ik heb ze de vraag gesteld of ze christenen waren. Wie dat toegaf heb ik dat een tweede en derde maal gevraagd, met het dreigement van de doodstraf. Wie dan nog volhield, heb ik laten afvoeren.
Ik twijfelde er niet aan dat, los van de inhoud van hun bekentenis, minstens hun dwarsheid en onbuigzame koppigheid gestraft moest worden. Anderen die dezelfde waanzin aanhingen heb ik, omdat ze Romeinse burgers waren, op een lijst laten zetten voor transport naar Rome.
Juist door dit optreden breidden de aanklachten zich weldra uit en deden zich in verschillende vormen voor. Er werd een anonieme beschuldiging ingediend, met daarin de namen van velen. Mensen die ontkenden dat ze christen waren (of geweest waren) heb ik gebedsformules laten nazeggen, en aan uw beeltenis, die ik voor dit doel bij de godenbeelden had doen zetten, wierook en wijn laten offeren, en bovendien Christus laten vervloeken. Dit zijn allemaal dingen waar men echte christenen nooit toe kan dwingen, naar men zegt.
Deze mensen heb ik daarom gemeend te moeten laten gaan.
Anderen die door aangevers waren genoemd zeiden eerst dat ze christen waren en ontkenden het meteen weer. (…) Ook deze mensen heb ik allemaal uw beeltenis en de godenbeelden laten vereren en Christus vervloeken.

Slide 5 - Diapositive

Gebruik bron 1.
De brief van Plinius Minor is een van de eerste documenten waarin Romeinse maatregelen tegen christenen staan beschreven. Twee gegevens:
1 Plinius publiceert veel van zijn brieven, maar de brieven aan Trajanus wil Plinius niet publiceren.
2 De brief van Plinius is al in de late oudheid algemeen bekend.
Christelijke auteurs die dan over de geschiedenis van hun kerk schrijven, zijn echter terughoudend met het gebruiken van de brief als bron. 

Slide 6 - Diapositive

4p 3 Licht de gegevens toe door uit te leggen:
- dat je de beschrijving van de maatregelen tegen de christenen die Plinius aan de keizer stuurt als betrouwbaar kunt beschouwen en
- wat de christelijke auteurs willen voorkomen met hun terughoudendheid met het gebruik van de brief als bron.

Slide 7 - Question ouverte

In 496 werd Clovis, de koning van de Franken, gedoopt in de kathedraal van Reims (Frankrijk) door bisschop Remigius. Zowel in de vroege als in de late middeleeuwen werd deze doop door de rooms-katholieke kerk met afbeeldingen in herinnering gebracht.
Hiermee kon de kerk haar positie versterken.
4p 4 Toon dit voor zowel de vroege als de late middeleeuwen aan, telkens met een kenmerkend aspect uit die tijd.

Slide 8 - Question ouverte

In de vroege middeleeuwen lagen door het hele Duitse rijk 'paltsen', die bestonden uit woonruimtes en voorraadschuren en waren omringd door landgoederen. Het was gebruikelijk voor de Duitse koning om met zijn hofhouding, die vaak bestond uit honderden personen, rond te reizen van palts naar palts.
Dit gebruik van het rondreizen door de koning was economisch en politiek noodzakelijk in de vroege middeleeuwen.
2p 4 Geef voor beide een verklaring.

Slide 9 - Question ouverte

Gebruik bron 1.
Bewering:
Tacitus wil de Romeinen waarschuwen.
Ondersteun deze bewering door met een verwijzing naar de bron uit te leggen welke waarschuwing Tacitus overbrengt.

Slide 10 - Question ouverte

In 1538 stierf de Maastrichtse geleerde Mattheus Herbenus. Zijn bibliotheek bevatte een kostbare uitgave van de Geographica van de Griekse historicus en geograaf Strabo (64 v.Chr.-23 na Chr.), een soort encyclopedie van de toen bekende wereld. De belangstelling van Herbenus past bij twee verschillende kenmerkende aspecten van zijn tijd. Toon dit aan!

Slide 11 - Question ouverte

Deze bron past bij de Renaissance. Toon dit aan met een verwijzing naar een kenmerkend aspect van die tijd.

Slide 12 - Question ouverte

Deze fragmenten kunnen in verband worden gebracht met het streven
naar centralisatie van Karel V.
Toon dit aan voor fragment A en voor fragment C.

Slide 13 - Question ouverte

Willem van Oranje koos in het begin van de Opstand geen partij in de godsdiensttwisten in de Nederlanden.
Noem een politiek doel dat hij daarmee kon bereiken en geef aan waardoor zijn opstelling aan dat doel kon bijdragen.

Slide 14 - Question ouverte

Deze bron illustreert twee kenmerkende aspecten van de zeventiende eeuw.
Noem die twee aspecten en geef bij elk aspect aan waardoor dit uit de bron blijkt.

Slide 15 - Question ouverte

Veel buitenlandse bezoekers van de Republiek verbaasden zich erover dat op de schilderijen van de Hollandse meesters vooral burgers werden geportretteerd. Geef voor deze verbazing een verklaring vanuit de bijzondere politieke structuur van de Republiek in vergelijking met het buitenland.

Slide 16 - Question ouverte

De Franse filosoof en schrijver Voltaire (1694-1778) schreef in 1732: "Stervelingen zijn (allemaal) gelijk: niet de geboorte, alleen de deugd
maakt onderscheid tussen hen."
Leg uit of deze uitspraak past bij de idealen van de
democratisch- revolutionairen ruim een halve eeuw later.

Slide 17 - Question ouverte