Quiz psychiatrie

Quiz time!
Quiz time!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz time!
Quiz time!

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Paniekstoornis
ADHD
Bipolaire stoornis
PTSS
Een nare gebeurtenis die je blijft achtervolgen met nachtmerries en levensecht herinneringen. 
Sterke stemmingswisselingen, van somber naar extreem vrolijk.
De cliënt ervaart een korte maar hevige angst  De cliënt is bang in situaties die geen direct gevaar opleveren.
Erg druk en snel afgeleid. Wisselende stemmingen en prikkelbaarheid. 

Slide 2 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een paniekstoornis?
A
De cliënt ervaart een korte maar hevige angst.
B
De cliënt krijgt geen lucht / voelt zich benauwd.
C
De cliënt valt met regelmaat flauw.
D
De cliënt is angstig om naar buiten te gaan.

Slide 3 - Quiz

Bij een paniekstoornis raakt de cliënt regelmatig in paniek.
De angst voor een paniekaanval kan zijn/haar leven gaan beheersen.

Mensen met een paniekstoornis zijn vaak bang voor situaties waarin zij een paniekaanval kunnen krijgen.
Welke medicamenteuze behandeling past volgens jou bij een paniekaanval?
A
Antidepressiva en/of slaaptabletten
B
Antidepressiva en/of bloeddrukverlagers
C
Antidepressiva en/of vitamine supplementen
D
Antidepressiva en/of kalmeringstabletten

Slide 4 - Quiz

Welk medicijn bij angst en paniek?
Voorbeelden zijn fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine en sertraline. Benzodiazepinen werken rustgevend, spierontspannend en verminderen angstgevoelens. Hierdoor vermindert een paniekaanval. Voorbeelden zijn alprazolam, clonazepam, diazepam en lorazepam
Noem een begeleidingswijze die past bij een cliënt met een paniekstoornis.

Slide 5 - Question ouverte

Gerust stellen
Veilige omgeving bieden
Rust bieden
Begrip tonen


Iedereen die een traumatische gebeurtenis meemaakt krijgt PTSS ?
Waar
Niet waar

Slide 6 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een begeleidingswijze die past bij een cliënt met PTSS?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk symptoom hoort niet bij PTSS?
A
Herbelevingen
B
Moeite met slapen
C
Vermijdingsreactie
D
Overdreven vrolijk

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor bipolaire stoornis is manische depressiviteit?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Tijdens een manie of periode van hypomanie voel je je alsof je de hele wereld aankunt. Je hebt veel energie en bent erg druk. Tijdens een depressieve periode voel je je juist ontzettend somber en heb je nergens zin in. Je kunt alleen de diagnose bipolaire stoornis krijgen wanneer je tenminste één keer een periode van (hypo)manie hebt meegemaakt in combinatie met een depressieve periode. 
Wat is geen oorzaak van een bipolaire stoornis?
A
Erfelijkheid
B
Verslavende middelen
C
Veel stress
D
Opvoeding

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is géén symptoom van een bipolaire stoornis?
A
Snel boos zijn en ruzie maken
B
Extreem uitgelaten stemming, overdreven vrolijk zijn.
C
Juist heel veel of weinig eten
D
Gedachten die alle kanten opschieten

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een begeleidingswijze die past bij een cliënt met een Bipolaire stoornis

Slide 12 - Question ouverte

Heeft behoefte aan 'voorspelbare' en duidelijke manier met elkaar om te gaan, weten waar hij/zij aan toe is.
 
Communiceer open en eerlijk.

Signalen voortijdig herkennen.
Vraag waar je iemand wel of niet bij kunt helpen.

Verminder de stressvolle situaties zoveel mogelijk. 
Welke behandeling past volgens jou bij een cliënt met een bipolaire stoornis?
A
Medicamenteuze behandeling
B
Psycho-educatie
C
Gesprekstherapie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quiz

Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. 

Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. 

Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Welke behandeling past volgens jou bij een cliënt met PTSS ?
A
EMDR
B
Cognitieve gedragstherapie
C
Exposure therapie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is géén symptoom van ADHD?
A
Impulsiviteit
B
Angstklachten
C
Ongevoeligheid
D
Risico op verslaving

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is géén oorzaak van ADHD?
A
Erfelijkheid
B
neurobiologische stoornis
C
Geslacht
D
Omgeving

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een begeleidingswijze die past bij een cliënt met ADHD?

Slide 17 - Question ouverte

Zorgen voor structuur, het bieden van structuur. -Niet te veel doen op een dag. -Helpen herinneren aan bepaalde zaken. -Zorgen dat er niet te veel prikkels worden ervaren. 
Afronding 
Wat je vooral niet moet zeggen tegen een cliënt met psychische klachten. 

''Het komt wel goed''

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is je het meest bij gebleven ?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vond je van deze les?
(Een top of tip?)

Slide 20 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions