4. Stunde: Possessivpronomen

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lernziele:

  • Ich lerne die Possessivpronomen.

Slide 2 - Diapositive

Possessivpronomen
De "Possessivpronomen" (bezittelijk voornaamwoorden) geven een bezit aan. Het zijn: mijn, jouw, zijn , haar , ons, jullie, hun en Uw.  In het Duits: mein ,dein , sein, ihr, unser, euer, ihr en Ihr.
Je zegt in het Nederlands ook niet "ik boek" nee dat wordt "mijn boek".

De bezittelijk voornaamwoorden worden net zo vervoegd als "ein" (een) en "kein" (geen). 
Dus : mannelijk  (der) en onzijdig (das): niets er achter en 
vrouwelijk (die) en meervoud (die): een "e" .

Eerst wordt even herhaald wanneer je der, die en das gebruikt, want dat heb je er voor nodig :)

Slide 3 - Diapositive

Wiederholung (herhaling)
Wir wiederholen der, die und das

Mache die Aufgaben auf den folgenden zwei Folien: 
Schleppe (sleep) die Wörter auf den richtigen Platz (plek). 

Slide 4 - Diapositive

der
die
das
mannelijke personen / dieren
zaaknamen die eindigen op -e
namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen
vrouwelijke personen en dieren
woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ik, -ion, -tät 
woorden die in het Nederlands "het-woorden" zijn
woorden die eindigen op -chen en -lein

Slide 5 - Question de remorquage

der
die
das
Landschaft
Sonntag
Januar
Winter
Übung
Musik
Osten
Mädchen
Brot
Katze
Büchlein
Tiger

Slide 6 - Question de remorquage

Nieuwe grammatica: het bezittelijk voornaamwoord
We gaan nu de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits leren. 
De uitleg is in het Nederlands. 
Op de volgende slide herhaal je kort de regels voor het onbepaalde lidwoord ein en het woord kein. De regels zijn belangrijk, om het bezittelijk voornaamwoord te kunnen begrijpen. 

Slide 7 - Diapositive

der = mannelijk, die = vrouwelijk, das = onzijdig. Maar wanneer gebruik je "(k)ein" en
wanneer "(k)eine"?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Het bezittelijke voornaamwoord
Bekijk nu de uitleg over het bezittelijke voornaamwoord in de video op de volgende slide. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Zum Schluss (tot slot)
Leer de bezittelijke voornaamwoorden. Je moet weten:
1. wat de VERTALINGEN van de bezittelijke voornaamwoorden zijn.
2. wanneer het bezittelijke voornaamwoord de UITGANG -e krijgt en wanneer niet. 






Slide 12 - Diapositive

Das ist (mijn) ___ Hund (m).
A
meine
B
mein
C
dein
D
deine

Slide 13 - Quiz

Das ist (zijn) ___ Tasche (v).
A
meine
B
mein
C
sein
D
seine

Slide 14 - Quiz

Das sind (jullie) ___ Eltern (mv).
A
eure
B
euer
C
sein
D
seine

Slide 15 - Quiz

Hast du der Stunde gut folgen können und die Lernziele erreicht?
A
Ja!
B
Größtenteils.
C
Nicht komplett.
D
Nein. Ich brauche Hilfe!

Slide 16 - Quiz

Hausaufgabe
Buch Seite 118, blaue Box lernen und Seite 119, Aufgabe 9

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive