Herhalen werkwoordspelling + blok 3 meervoudsuitgangen zelfstandig naamwoord

Welkom
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Bespreken

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
Vervoegen = vorm van het werkwoord veranderen
Drie kenmerken die bepalen hoe de persoonsvorm eruit ziet in een zin:
1. Getal: enkelvoud of meervoud
2. Vraagzin maken
3. Tijd: tegenwoordige tijd of verleden tijd

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
1e persoon:  ik werk - ik werkte
2e persoon:  jij (je)/u werkt - jij (je)/u werkte
3e persoon: hij/zij(ze)/het werkte

1e persoon: wij (we) werken - wij (we) werkten
2e persoon: jullie werken - jullie werkten
3e persoon: zij (ze) werken - zij (ze) werkten

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm
Stam = infinitief zonder -en
P.v. enkelvoud --> beginnen met de ik-vorm van het werkwoord
Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen


infinitief
Stam
Ik-vorm
vinden
vind
vind
lopen
lop
loop
vallen
vall
val
beloven
belov
beloof

Slide 5 - Diapositive

Persoonsvorm
Tweede en derde persoon enkelvoud --> ik-vorm + t
Wanneer de ik-vorm al op een -t eindigt --> géén extra -t
Jij/je onderwerp en achter pv --> geen t uitspreken en schrijven
Let op! Wanneer je achter de pv staat maar geen onderwerp is    --> ik-vorm + -t
Persoonsvorm meervoud tegenwoordige tijd --> inifinitief

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd
Twee soorten werkwoorden: klankveranderend en klankvast
Klankveranderend --> sterk
Klankvast --> zwak

infinitief
ik-vorm v.t.
lopen
ik liep
vinden
ik vond

Slide 7 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd
Zwakke werkwoorden --> werkwoorden waarvan de klank niet verandert in de verleden tijd
Persoonsvorm verleden tijd --> ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n)
infinitief
persoonsvorm v.t.
kloppen
ik klopte
boffen
wij boften
verbazen
ik verbaasde
antwoorden
wij antwoordden

Slide 8 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd
ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n)? --> 't kofschip (of 't sexy fokschaap)

1. Neem de stam van het werkwoord.
2. Bepaal de laatste letter van de stam.
3. Laatste letter als medeklinker in 't kofschip? --> ik-vorm + te(n)
                Laatste letter niet in als medeklinker in 't kofschip? --> ik-vorm + de(n)
Werkwoord schroeven? Werkwoord vissen?

Slide 9 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord sterk werkwoord --> schrijf precies om wat je hoort (gewonnen, gezien)
Voltooid deelwoord zwak werkwoord --> eindigt op -t of -d
1. Langer maken
2. 't kofschip

Slide 10 - Diapositive

Spelling meervoud zelfstandige naamwoorden
Bij de meeste woorden schrijf je en of s achter het enkelvoud
Soms moet je een klinker weghalen of een medeklinker toevoegen.
Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je ’s.
Als het woord eindigt op ee, schrijf je ën erachter.

Slide 11 - Diapositive

Spelling meervoud zelfstandige naamwoorden
1. Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen --> seconde - secondes / seconden
2. Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen met een andere betekenis --> been - benen/beenderen (botten)
3. Woorden die eindigen op -s of -f, in meervoud soms laatste letter veranderen in een z of een v --> grens - grenzen

Slide 12 - Diapositive

Spelling meervoud zelfstandige naamwoorden
4. Woorden die eindigen op -e of -ee, trema in meervoud --> idee/ideeën
5. Woorden die eindigen op een klinker, apostrof + s ('s) wanneer het woord anders verkeerd uitgesproken wordt --> oma - oma's
6. Sommige woorden op -man kunnen als meervoud -lieden of -lui hebben. Meestal beroepen --> zakenman - zakenmannen/zakenlieden/zakenlui

Slide 13 - Diapositive

Spelling meervoud zelfstandige naamwoorden
7. In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud     --> stad - steden
8. Woorden uit het Latijn hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang --> medicus - medici
9. Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud --> rommel, vee, zand, hersenen

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag.

Maak de opdrachten die ik je via de mail stuur. 


Slide 15 - Diapositive