2HV Lezen §2 Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Vandaag:

Start Lezen Paragraaf 2: tekstverbanden en signaalwoorden

Lesdoelen

- Ik kan het chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband herkennen.

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. 

Die samenhang is een tekstverband. 

Door te letten op verbanden in de tekst, kun je een tekst beter begrijpen. 

Je kunt de verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden

Chronologie: geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan. O.a. daarna, dan eerst, later, straks, nadat, nu, terwijl, morgen. Ook jaartallen en data horen hierbij!

Conclusie: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie in de tekst. Al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus.

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden

Opsomming: bepaalde zaken worden achter elkaar 

geschreven (bij elkaar opgeteld). O.a. bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, ook, ten eerste, verder, vervolgens.

Ook liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) en 'dots' (*).

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden

Tegenstelling: laat tegengestelde zaken zien. O.a. aan de ene kant ... aan de andere kant, tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch.

Toelichting: geeft extra informatie bij iets, vaak in de vorm van een voorbeeld. O.a. als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals.

Oefening

Zoek in de volgende zinnen het signaalwoord. Bepaal vervolgens met welk tekstverband je te maken hebt.

Myra's broertje is goed in verdedigingssporten zoals aikido.

1. chronologisch verband
2. concluderend verband
3. opsommend verband
4. toelichtend verband

Volgens de docent zijn de wiskundeopgaven moeilijk, maar ze gaan me eigenlijk best goed af.

1. chronologisch verband
2. concluderend verband
3. tegenstellend verband
4. toelichtend verband

Op zaterdag gaat Robin eerst voetballen, daarna spreekt hij met zijn vrienden af op de skatebaan.

1. chronologisch verband
2. concluderend verband
3. tegenstellend verband
4. toelichtend verband

Als je een cake wilt bakken, heb je onder meer boter, bloem en eieren nodig.

1. chronologisch verband
2. concluderend verband
3. tegenstellend verband
4. opsommend verband

Je kunt dus wel stellen dat we veel geleerd hebben tijdens de geschiedenisles.

1. chronologisch verband
2. concluderend verband
3. tegenstellend verband
4. opsommend verband

Aan de slag!

Lees de tekst Stormloop bij pizza-automaat op bladzijde 11 in je boek.