h1 1 Economische groei

ECONOMISCHE GROEI
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Instructions

lesdoelen
Je leert wat economische groei is en wat voor gevolgen dit heeft voor de burgers en de overheid.

Éléments de cette leçon

ECONOMISCHE GROEI

Slide 1 - Diapositive

lesdoelen
Je leert wat economische groei is en wat voor gevolgen dit heeft voor de burgers en de overheid.

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn de 4 productiefactoren?

Slide 3 - Question ouverte

economische groei

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Wat is bbp?
A
bruto buitenlands product
B
bruto binnenlands product

Slide 7 - Quiz

BBP = Nationaal inkomen
De optelsom van alle inkomens uit arbeid en bezit (zoals loon, rente, huur, pacht).

Wat zegt dit? Je kunt pas vergelijken met andere landen als je het inkomen per hoofd van de bevolking weet.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

nationaal inkomen
A
het inkomen van de koning
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle inkomens
D
de som van alle inkomens in een land

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Economische groei (of krimp)
De verandering van het BBP noemen we economische groei. 

Slide 12 - Diapositive

economische crisis / recessie
Economische crisis: langere tijd daling van de groei, die onder het gemiddelde is.

Recessie: aanhoudende afname van de groei of zelfs krimp van het bbp.

Slide 13 - Diapositive

Gevolgen van economische groei voor de overheid:
  • hogere inkomens - meer (inkomsten)belasting;
  • hogere winsten - meer (winst)belasting;
  • toenemende productie - minder werkloosheidsuitkeringen;
  • meer productie - meer btw;
  • begrotingstekort kan afnemen.

Slide 14 - Diapositive

Gevolgen van economische krimp voor de overheid:
  • minder productie - meer werkloosheidsuitkeringen;
  • minder productie - minder btw;
  • minder inkomen - minder (inkomsten)belasting;
  • minder winst - minder (winst)belasting;
  • begrotingstekort zal toenemen bij gelijke uitgaven.

Slide 15 - Diapositive

Kritiek op BBP:
  • Houdt geen rekening met klimaatproblemen
  • Inkomensverdeling
  • koopkracht
  • Welvaart

Slide 16 - Diapositive

Bereken hoeveel procent rente de overheid over de staatsschuld van 2016 betaalde. Rond je antwoord af op 1 decimaal.

Slide 17 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Diapositive

Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld van een land niet hoger zijn dan 60% van het bruto binnenlands product. Nederland heeft een bbp van € 678 miljard. Bereken de staatsschuld (€ 480 mld) als percentage van het bbp.
A
staatsschuld is 141% van BBP
B
staatsschuld is 71% van BBP
C
staatsschuld is € 480 mld
D
staatsschuld is € 198 mld

Slide 19 - Quiz

extra uitleg

Slide 20 - Diapositive