H3.1 Sparen&verzekeren

Van burger tot ondernemer
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Van burger tot ondernemer

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma 31.10
  1. Uitleg werkwijze komende periode
  2. Lesdoelen voor vandaag
  3. Uitleg
  4. Oefenen
  5. Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Ik kan...
... drie spaarmotieven noemen
... enkelvoudige en samengestelde spaarrente uitrekenen
... uitleggen hoe een verzekering mij beschermt tegen risico's

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom sparen mensen?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf op in je aantekeningenschrift:

Spaarmotieven (redenen om te sparen):
1. Sparen uit voorzorg -> opvangen financiële tegenvaller
2. Sparen voor een doel -> grote uitgave
3. Sparen voor de rente -> verdienen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rente
  • De beloning die je krijgt als je geld uitleent (door te sparen) 
  • De 'boete' die je betaalt voor het lenen van geld 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

enkelvoudige interest
  • € 1000 op een spaarrekening, je krijgt 5% rente
  • Hoeveel rente krijg je dan na 1 jaar?
  • Bij enkelvoudige rente, wordt die rente overgemaakt naar jouw gewone rekening, de rente blijft niet op jouw spaarrekening staan.
  • Hoeveel rente krijg je dan het 2e jaar?
  • Weer 0,05 x 1000 = € 50 rente

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

samengestelde interest
  • € 1000 op een spaarrekening, je krijgt 5% rente
  • Hoeveel rente krijg je dan na 1 jaar?
  • Bij samengestelde rente, blijft die rente wel op jouw spaarrekening staan. Die komt dus bij jouw spaargeld.
  • Hoeveel rente krijg je dan het 2e jaar?
  • Nu 0,05 x 1050 = € 52,50 rente
  • € 2,50 meer (dat is 5% over die € 50 rente: rente over rente)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Enkelvoudige rente
€5000 -- 0,5% rente -- 3 jaar



Samengestelde rente
€5000 -- 0,5% rente -- 3 jaar
Rente per jaar = Spaarbedrag : 100 x rentepercentage

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Stappenplan Enkelvoudige Rente
€5000 -- 0,5% rente -- 3 jaar

Rente per jaar =
Spaarbedrag : 100 x rentepercentage

€5000 : 100 x 0,5 = €25
€25 x 3 jaar  = €75 rente
Schematisch

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schematisch
Stappenplan Samengestelde Rente
€5000 -- 5% rente -- 3 jaar

Groeifactor maken
1 + (rentepercentage : 100)


Formule: Spaarbedrag x groeifactor ^ aantal jaar

Slide 11 - Diapositive

0,5% / 100 = 0,005 + 1 = 1,005

€ 5000 x 1,005^3 = € 5.075,38

Rente = € 75,38


Enkelvoudige rente
€5000 -- 5% rente -- 3 jaar





Samengestelde rente
€5000 -- 5% rente -- 3 jaar







Spaarbedrag : 100% x rentepercentage x aantal jaar
€5000 : 100 x 5 = €250
€250 x 3 jaar = €750 rente

Saldo op rekening na 3 jaar
€ 5000 + 750 = € 5750 
Saldo op rekening na 3 jaar
€5000 x 1,05^3 = €5788,13
 
Opgebouwde rente = €5788,13 - € 5000 
Sparbedrag x groeifactor Spaarbedrag x groeifactor rente% ^aantal jaar

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand spaart drie jaar lang € 20.000 op een spaarrekening voor 2 % enkelvoudige rente. Rente na 1 jaar?
A
€ 200
B
€ 400
C
€ 600
D
€ 1200

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand spaart drie jaar lang € 20.000 op een spaarrekening voor 2 % enkelvoudige rente. Rente na 3 jaar?
A
€ 1200
B
€ 200
C
€ 600
D
€ 400

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand spaart drie jaar lang € 20.000 op een spaarrekening voor 2 % samengestelde rente. Rente na 1 jaar?
A
€ 200
B
€ 400
C
€ 600
D
€ 1200

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

€ 20.000 drie jaar sparen tegen 2% samengestelde rente pj.
Wat is de eindwaarde na 3 jaar?
A
€ 20.000
B
€ 20.000 x 1.02
C
€ 20.000 x 1.03^2
D
€ 20.000 x 1.02^3

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vaardigheid trainen - Diverse renteberekeningen
Paragraaf 3.1 (praktische economie)
Opdracht 2 en 3
timer
12:00

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk voor woensdag 1 november
Maak opdracht 2, 3, 4 en 6
Lees de leerteksten op bladzijde 79 en 80
Kun je antwoord geven op de leerdoelen op bladzijde 111?

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma 01.11
  1. Lesdoelen voor vandaag
  2. Intro -> herhaling gisteren
  3. Huiswerk nakijken
  4. Uitleg + oefenen
  5. Huiswerk
  6. Afsluiting

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesdoelen 01.11
  • je kunt toelichten hoe een verzekering je beschermt tegen risico's
  • je kunt het verschil beschrijven tussen een levensverzekering, overlijdenrisicoverzekering en lijfrenteverzekering 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke spaarmotieven hebben mensen?

Slide 21 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken de enkelvoudige interest na 2 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€40,00
B
€120,00
C
€60,00
D
€100,00

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Peter heeft €1.650 euro op zijn spaarrekening staan. Hij krijgt 2,4% enkelvoudige interest. Hoeveel euro rente krijgt hij in 5 jaar tijd?
A
€39,60
B
€198,-
C
€209,99
D
€1.650,-

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe werkt verzekeren?

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

noem één of meer soorten verzekering(en) die jij kent

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

neem over in je schrift: soorten verzekeringen
  1. schade verzekeringen -> dekken de financiële gevolgen van schade (bv. brand, diefstal, auto, reis)
  2. zorgverzekering (huisarts, ziekenhuis, soms tandarts)
  3. levensverzekering -> keert uit bij overlijden of op een vooraf afgesproken moment
       a. overlijdensrisicoverzekering -> keert uit bij overlijden
       b. kapitaalverzekering -> keert een bedrag ineens uit
       c. lijfrenteverzekering -> periodieke uitkering (bv. ter aanvulling op je pensioen)

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik wil mijn telefoon verzekeren en betaal ........ aan de .......
A
premie, verzekerde
B
premie, verzekeringsmaatschappij
C
schadevergoeding, verzekerde
D
schadevergoeding, verzekeraar

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De verzekeraar (de verzekeringsmaatschappij) loopt het risico ....
A
dat er iets stuk gaat
B
dat er iets moeten worden uitgekeerd
C
dat er schade ontstaat die niet verzekerd is
D
A, B en C zijn juist

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions