Ww'en -er + bijvoeglijk naamwoord

Werkwoorden -er +
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoorden -er +
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Verbes -er

Slide 2 - Diapositive

Uitgangen werkwoorden op -er
timer
0:20
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
- ons
-ent
- e
-ez
-es

Slide 3 - Question de remorquage

Gebruik werkwoord regarder (présent)
Nous ...

timer
0:10

Slide 4 - Question ouverte

Gebruik werkwoord parler (présent).
Ils ...
timer
0:10

Slide 5 - Question ouverte

Vervang het onderwerp door een persoonlijk vnw (schrijf de hele zin op):
Les chambres sont petites.
timer
0:15

Slide 6 - Question ouverte

Hoe goed begrijp je de werkwoorden op -er?
-4100

Slide 7 - Sondage

Les adjectifs

Slide 8 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord....
timer
0:10
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord

Slide 9 - Quiz

Hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:
timer
0:15
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud

Slide 10 - Question de remorquage

Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
timer
0:20
grande
grandes
grand
grands

Slide 11 - Question de remorquage

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
timer
0:10
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.

Slide 12 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
timer
0:10
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte

Slide 13 - Quiz

Hij heeft blauwe ogen
timer
0:10
A
Il a les yeux verts.
B
Il a les yeux bleus.
C
Il a les yeux bleu.
D
Il a les cheveux bleus.

Slide 14 - Quiz

Is het bijvoeglijk naamwoord mannelijk of vrouwelijk?
timer
0:20
Mannelijk
vrouwelijk
italienne
vieux
noire
bon
beau
vieille

Slide 15 - Question de remorquage

La dame est ..........
timer
0:10
A
vieux
B
vieu
C
vieille
D
vieilles

Slide 16 - Quiz

Wat is meestal de plaats van het bijvoeglijk naamwoord?
timer
0:20

Slide 17 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm en op de juiste plaats (hele zin noteren).

C'est une _____________ matière _____________ ? [facile]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
timer
0:20

Slide 18 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm en op de juiste plaats (hele zin noteren).

C'est une _____________ maison _____________ ? [nouveau]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
timer
0:20

Slide 19 - Question ouverte

Hoe goed begrijp je het bijvoeglijk naamwoord?
-10100

Slide 20 - Sondage