H4 - KUA - P2

1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
KUAMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag in de les:
  • Kennismaking  met 
     Mevrouw Valkenaars
  • Hoofdstuk 5 quiz
  • Examentraining
      - SE wat kun je verwachten
      -  Tips & Tricks
 Planning - dinsdag

 11 januari - Examentraining
 18 januari - Formatieve toets
 25 januari (35 min) - 
                      Toets bespreken 
1 februari - Toetsweek (SE)
 8 februari - Start: Cultuur van  
                       het moderne
 

Leren voor volgende les & SE:
Hoofdstuk 5, Begrippenlijst, ppts 5.1. 5.2, 5.3, 
begrippen kunstanalyse , examenvaardigheden KUA
Beoordeling:
SE Burgerlijke cultuur in NL 17e eeuw Weging: 1/19                      Duur: 100 min

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Bekijk thuis de filmpjes  " Bespiegeling 2021 licentie aanvullend

Slide 6 - Diapositive

Bekijk thuis de filmpjes  " Bespiegeling 2021 licentie aanvullend

Slide 7 - Diapositive

Bekijk thuis de filmpjes  " Bespiegeling 2021 licentie aanvullend

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Burger cultuur van Nederland - quizzz

Slide 12 - Diapositive

Wat is geen waarde voor het calvinisme
A
Hard werken
B
rechtlijnigheid
C
Zelfverrijking
D
soberheid

Slide 13 - Quiz

Bouw de piramiden de verschillende soorten mensen in de samenleving van de 17e eeuw correct. 
Bestuurlijke burgers
Grote Burgerij
Middenklasse
Volksklasse
Bedelaars

Slide 14 - Question de remorquage

Artificialia
Naturalia
Zet de voorwerpen uit de zeventiende eeuw in de juiste categorie. 

Slide 15 - Question de remorquage

Zelfportret
Groepsportret
Tronie
Familieportret
Match het juiste schilderijen het juiste genre

Slide 16 - Question de remorquage

Wat voor gevel zie je hier?
A
Trapgevel
B
Klokgevel
C
Hals gevel
D
Lijst gevel

Slide 17 - Quiz

Zet een A bij alle 'artificialia' en een N bij alle Naturalia in dit werk 








Let op: ieder vakje moet een letter krijgen
A
A
A
N
N

Slide 18 - Question de remorquage

Luit
Virginaal
Viola da gamba
Blokfluit
Match de juiste afbeeldingen en fragmenten bij de naam van het instrument
A
B
C
D

Slide 19 - Question de remorquage

I in de calvinistische kerk werd veel gezongen
II Het bespelen van een instrument werd als waardevol in de opvoeding beschouwd

Welke uitspraak is van toepassing
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 20 - Quiz

Wat zie je op het plaatje
A
Homo Bulla
B
Artificialia
C
Cartograaf
D
Camera Obscura

Slide 21 - Quiz

Bouwelementen
Decoratie
Plaats de juiste sterren bij de juiste locatie
timpaan
timpaan
fries
Kapiteel
guillande
timpaan/fronton
timpaan

Slide 22 - Question de remorquage

Welke stijl hoort bij welk gebouw?
De Olyfant
1606-1630, Haarlem
Paleis Noordeinde
verbouwing 1640 , Den Haag
Paleis van Versailles
1624-1680, Versailles (FR)
Hollands Classicisme
Hollands renaissance
Barok

Slide 23 - Question de remorquage

TRIPPENHUIS
Het Trippenhuis werd van 1660 tot 1662 gebouwd in opdracht van de broers Louys (1605-1684) en Hendrick Trip (1607-1666), handelaren in wapens, geschut, kogels, munitie, ijzer en teer. De architect was Justus Vingboons (ca. 1620 – ca. 1698).

Slide 24 - Diapositive

Op de afbeelding zie je het Trippenhuis. In welke stijl is het Trippenhuis
A
Hollandse renaissance
B
Hollands classicisme
C
Barok
D
Golden style

Slide 25 - Quiz

Welk begrip hoort bij de definitie:
Prenten die voorzien zijn van een korte verklarende tekst en de meestel een moraliserende functie hebben.
A
Caravagisme
B
Allegorie
C
Genrestuk
D
Emblemata

Slide 26 - Quiz

I. In de afbeelding is sprake van Clair obscure
II. De afbeelding is een voorbeeld van grafiek kunst
The Hundred Guilder Print, 
c.1647-1649
Rembrandt van Rijn
A
I is waar, II is onwaar
B
I is onwaar, II is waar
C
Beide zijn onwaar
D
Beide zijn waar

Slide 27 - Quiz

Examenvaardigheden
SE/CSE Kunst Algemeen, Kubv-Kumu 
Cultuur van de Burgerij

Slide 28 - Diapositive

Toetsweek 2


Let op !
JE BENT ZELF VERANTWOORDELIJK VOOR 
DE BOVENSTAANDE ZAKEN.
 

Stof: Burgerlijke cultuur in NL in de 17 eeuw
Duur: 100 minuten
Hoe: SE aflezen in TABTOETS-ACCOUNT 
          (niet je eigen acount)+ schrijven op papier
 
Weging 1x ed/ 3x rapp

MEENEMEN
  • Eigen opgeladen, 
    ge-update laptop. Meld jezelf al thuis af en sluit af. 
  • Eigen koptelefoon (geen bluetooth).  
  • NEDERLANDS WOORDENBOEK TOEGESTAAN 
    Niet een digitale versie
KOM OP TIJD.

Slide 29 - Diapositive

Leerstof - Dit staat al in SOM
  1. Leren TB  H5 De bespiegeling
  2. Leren begrippenlijst H5 De Bespiegeling
    (in je TB en op teams)
  3. Leren WB opdrachten H5 (antwoorden op teams)
  4. Leren ppts 5.1, 5.2, 5.3 op teams
  5. Leren WB begrippen kunstanalyse:
    Beeldende vormgeving en theater (vormgeving en voorstelling) extra uitleg op digitale 
    leerling licentie

Slide 30 - Diapositive

Tips voor het leren - Algemeen
  1. Focus met leren niet op details, maar op de grote lijnen.
  2. Geen jaartallen stampen, wel begrippen beheersen!
  3. Het gaat om toepassen van kennis op bronnen (afbeeldingen, luister/videofragmenten, teksten)
  4. Het gaat om verbanden leggen tussen kunstdisciplines onderling en tussen kunst en de tijdsgeest (geschiedenis).

Slide 31 - Diapositive

Hoe ziet het schoolexamen eruit?
- Word bestand met bronnen erin verwerkt 
- 3 tot 4 blokken (thema’s onderwerpen)
- Ca 18-20 OPEN vragen
- Maak de opdrachten in de 
   volgorde zoals het staat.
- Het examen geeft aan wat je 
   moet doen.

Slide 32 - Diapositive

Hoe ziet het schoolexamen eruit?
  • Volg de instructies 
  • Bijv lees tekst 5, bekijk
     afbeelding 6, 
  • Kijk ook naar hoeveel punten je per vraag kan scoren>dit geeft een indicatie hoeveel je moet doen. 

Slide 33 - Diapositive

Tips & Tricks

Slide 34 - Diapositive

Verbanden leggen tussen kunstdisciplines
Voorbeeld:
Zowel bij beeldende kunst als in theater zien we het gegeven

“ter lering en ter vermaak” 

Moraal en vermaak gaan samen
 
 

Slide 35 - Diapositive

Verbanden leggen tussen tijdsgeest & kunsten
Voorbeeld: Tijdens de 17e eeuw is Nederland erg welvarend, te danken aan de VOC. Er werden veel buitenlandse goederen geïmporteerd en dat werd ook verbeeld op de schilderijen. 



Vanitas
Echter waren de Nederlanders altijd bewust dat succes een keerzijde heeft en het tijdelijk kan zijn. Deze boodschap zien we oa terug in de vanitas stillevens, die wijzen op de vergankelijkheid en tijdelijkheid van het leven en schoonheid.
Import

Slide 36 - Diapositive

Tip 1: LEZEN, LUISTEREN, KIJKEN
Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je     vervolgens je kennis op moet toepassen

Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door. 

Neem de tijd om ook de afbeeldingen/ fragmenten goed te bekijken/beluisteren!

    Slide 37 - Diapositive

     Tip 2. Toepassen!
    Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen.

    Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis!

    Staat er een begrip in de vraag? Neem het begrip ALTIJD op in je antwoord.


    Slide 38 - Diapositive

    Tip 3: Kijk- en luistervragen
    Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen.

    GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk
                   licht-donkercontrast te zien” .


    FOUT: “beetje donkere kleuren”
    Formuleer helder!

    Slide 39 - Diapositive

    Voorbeeld
    Bekijk het schilderij van Willem Claesz Heda. 

    Duidelijk is dat Heda een realistische weergave wil nastreven in zijn werk. Beschrijf een aspect van de vormgeving dat aansluit op het realisme en geef een voorbeeld wat te zien is in het schilderij.(2 punten)

    Slide 40 - Diapositive

    Voorbeeld
    Foute antwoorden
    1. “de kleuren” (geen voorbeeld, geen beschrijving) 
    2. “Het is een stilleven” (dit is de voorstelling, geen vormgeving) 
    3. Gedetailleerde schilderstechniek met veel stofuitdrukking>dit is hanteringswijze en valt niet onder vormgeving 

    Goede antwoorden
    1. Aspect van de vormgeving: KLEUR. De kleuren die hier gebruikt worden zijn de natuurlijke kleuren van de voorwerpen. VOORBEELD: Een voorbeeld hiervan is het de bokaal met wijn in rechts van het midden in het schilderij. OF de aangesneden appeltaart links van het midden (1 punt) 
    2. OF: Aspect van de vormgeving: LICHT. Er is een slagschaduw te zien aan de juiste kant van het voorwerp. VOORBEELD: je ziet een slagschaduw rechtsonder het bord op het tafellaken, de lichtbron komt van linksboven 
    3. UITLEG: Dit kenmerk sluit aan op het realisme, omdat .........
    Beschrijf een aspect van de vormgeving dat aansluit op het realisme en geef een voorbeeld wat te zien is in het schilderij.(2 punten)


    Aspect v/d vormgeving
    Vorm
    Kleur
    Licht
    Ruimte
    Compositie


    Slide 41 - Diapositive

    Let op:
    LET OP; 
    Als je alleen het aspect noemt, maar vervolgens niet beschrijft HOE, en geen voorbeeld noemt> 0 punten

    LET OP; 
    Als je alleen het aspect noemt, vervolgens ook beschrijft hoe, maar geen voorbeeld noemt> 1 punt

    Pas als je het kenmerk noemt, 
    beschrijft en een voorbeeld geeft> 2 punten

    Slide 42 - Diapositive

     Tip 4. Werk netjes
    Als om een opsomming gevraagd wordt bijv. “Noem 4 genres van schilderkunst”; nummer deze middelen dan ook!

    1. landschap
    2. stilleven
    3. genrestuk
    4. historiestuk

    Slide 43 - Diapositive

     Tip 5. Wees duidelijk
    Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft.

    Veel vragen beginnen met “ omschrijf” of “bespreek” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat. Bijvoorbeeld een vraag met “ beschrijf”  en “ verklaar” . Je moet dan iets beschrijven  en verklaren, dus twee dingen doen.
     
     

    Slide 44 - Diapositive

    Bijvoorbeeld
    Vraag: ”Welke maatschappelijke factor kun je noemen voor het ontstaan van de marktwerking binnen de beeldende kunsten inde 17e eeuw? Verklaar je antwoord” (1 punt)

    Onvoldoende antwoord:” de welvaart van de heersende burgerij (in principe is dit wel een factor maar er wordt niets uitgelegd van hoe het dan kwam dat daardoor er een marktwerking ontstond binnen de beeldende kunsten in de 17e eeuw)



    Slide 45 - Diapositive

    Bijvoorbeeld
    Goed antwoord:  FACTOR voor het ontstaan van de marktwerking binnen de beeldende kunsten in de 17e eeuw was de groeiende welvaart van de burgerij was:
     
    OF: Door de welvarende positie van Nederland in de wereldhandel, oa door de WOC, waren de burgers rijk.

    OF: Nederland een republiek en was er geen staatshoofd of kerk die aan de macht stond en de belangrijkste opdrachtgever was voor de kunsten, de burgers waren de opdrachtgevers.

    Verklaring:
    De burgers wilden hun status laten zien door de aanschaf van schilderijen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de burgers, specialiseerden schilders zich in een genre (bijv portretkunst) om zo sterk in de markt te staan. Ook waren er schilders met zowel hoge als lage prijsklassen, zodat er voor iedere burger wel iets te koop was.
     
    LET OP: Je krijgt pas een punt als je ook je verklaring geeft!

    Slide 46 - Diapositive

    Tip 6: Taal is bonus #1
    Beantwoord de vraag in goede Nederlandse zinnen.
    Doe dat door DE KERN de vraag in het antwoord te herhalen.

    Zo kan je zelf ook controleren of je de vraag compleet hebt beantwoord. Staat er een begrip in de vraag? 
    (Bijv vormgeving, voorstelling, emblemata, klucht etc?)>>herhaal altijd het begrip in je antwoord


    Slide 47 - Diapositive

    Tip 7: Taal is bonus #2
    Gebruik niet te veel algemene termen, zoals :
    “men, het, hij, de mensen”

    Zeg duidelijk om wie het gaat en waarover het gaat. ”De burgers”, “het publiek” , “de opdrachtgever”, “de kunstenaar Heda” etc

    Zie ook  voorbeelden op vorige dia’s.

    Slide 48 - Diapositive

    Tip 8: Overeenkomsten en Verschillen
    Bij vragen over overeenkomsten en verschillen compleet uitleggen en dus beide zaken benoemen.
     
    Voorbeeld: Noem een verschil tussen een klucht en een genrestuk.

    FOUT: Een genrestuk is een type schilderij, een klucht niet.
    Waarom is dit nog niet goed? Omdat er niet wordt uitgelegd wat een klucht wel is.

    GOED: Een genrestuk is een genre binnen de schilderkunst, een klucht is een vorm van theater.

    Slide 49 - Diapositive

    Vragen? 
    • Onder de eigen lestijd in week 2, 3 en 4
    • Via chat op TEAMS en mail

    • Examenvaardigheden toepassen
    • Feedback via SOM+cijfer op rapp
    • Begin op tijd met studeren
    • Ga niet: googlen, er is al veel materiaal
     

    Slide 50 - Diapositive

    Tips voor het leren

    Slide 51 - Diapositive

    • Volgende les:    formatieve toets
    Bekijk thuis de filmpjes  " Bespiegeling 2021 licentie aanvullend

    Slide 52 - Diapositive