Het interview

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Het interview

- je leert wat een interview is

- je leert wat gesloten vragen zijn

- je leert wat open vragen zijn

- je leert wat vervolgvragen zijn

Interview
Waar denk je aan?

Interview

- beeld (YouTube, televisie,...)

- geluid (Podcast, radio,...)

- geschreven

Het verschilt per nieuwssoort welke mensen interessant zijn om te interviewen. 

Soorten vragen

Wie is jouw held?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Heb jij wel eens stiekem gerookt?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Hoe laat ben je geboren?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Waarom is hij je held?

1. open vraag
2. gesloten vraag
3. vervolgvraag
4. controlevraag

Was je gisteren al om 12:00 uur vrij?

1. open vraag
2. gesloten vraag
3. vervolgvraag
4. controlevraag

Dus je bedoelt dat je zijn liedjes heel mooi vindt?

1. open vraag
2. gesloten vraag
3. vervolgvraag
4. controlevraag

Soorten vragen

- gesloten vraag (ja/nee-antwoord)

- open vraag (vrij antwoord)

- vervolgvraag

- controlevraag (dus je bedoelt.../als ik het goed begrijp zeg je...)

Kijkopdracht

1. Maak op een papier een kolom met open vragen en gesloten vragen

2. Turf het aantal open vragen 

3. Turf het aantal gesloten vragen. 

Wat voor antwoorden leveren gesloten vragen vaak op?

Hoe verschilt dit van de antwoorden op de open vragen?

Waarom zouden journalisten vaker open vragen gebruiken dan gesloten vragen?

Open maken

Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 

Gaat het goed met u? (Alles goed?)

Open vraag:

Hoe gaat het met u? (Hoe gaat het?)

Maak van de volgende vraag een open vraag.

Vind je de nieuwste iPhone mooi?

Maak van de volgende vraag een open vraag.

Heb je gezien wat er zojuist bij de rotonde is gebeurd?

Maak van de volgende vraag een open vraag.

Bent u blij met uw baan?

Opdracht: interviewen

Je gaat een klasgenoot interviewen over de komende zomervakantie. 

Maak vijf vragen:

- 2 gesloten vragen

- 3 open vragen

Ronde 1

Persoon A stelt alleen de vragen die hij/zij gemaakt heeft aan persoon B

Persoon A luistert goed naar de antwoorden

Persoon B geeft zo goed mogelijk antwoord op alle vragen. 

Ronde 2

Persoon B stelt nu de vragen aan persoon A

Persoon B stelt na ieder antwoord ook een doorvraag

Persoon B stelt één keer een controlevraag 

- dus je bedoelt dat..., 

- als je ik het goed begrijp zeg je...