2.2 STROMINGEN IN DE SAMENLEVING 90 minuten les

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Fleur
	Stephan
Frank
	Nina
Safouane
docent

Ralph
	Mirthe
Wesley
	Sterre
Beau

Mika
	Steyn
Joya
	Danyal

Aanwezigheid

Op tafel

Boek blz 58

Etui/markeerstift

Laptop

Agenda, staat je toets in je agenda

1

Toets

Op maandag 28 november krijg je een toets over de paragrafen 2.1 & 2.2. Voor deze toets leer je de leerstof van deze twee paragrafen, je bestudeerd de gemaakte vragen en je leert de begrippenlijst van deze twee paragrafen, deze staat op blz 74

Weektaak

Ga naar Learbeat, klik op M&M, ga naar je studieplanner week 

Op maandag 21 november herhaling 2.2 gemaakt  LB week 46

Fleur
	Stephan
Frank
	Nina
Safouane
docent

Ralph
	Mirthe
Wesley
	Sterre
Beau

Mika
	Steyn
Joya
	Danyal

Huiswerk nakijken

Wat stond er in de studieplanner van week 46

Op maandag 21 november heb je de herhaling van 2.2 gemaakt 

apps.noordhoff.nl

Terugblik

Wie was het staatshoofd in 1815?

1. Willem I
2. Willem II
3. Willem III
4. Willem van Oranje

Mensen die meer inspraak en vrijheid in de politiek wilden noemen we ...

1. Liberalen
2. Conservatieven

Wie bedacht de nieuwe grondwet van 1848 ?

1. Koning Willem I
2. Minister Thorbecke
3. Koning Willem II
4. Minister Rutte

Wat is NIET waar?
Na 1848 ....

1. kregen de burgers meer vrijheden
2. kreeg het parlement meer te zeggen.
3. mocht de koning alles beslissen in het land
4. mochten alleen rijke mannen stemmen

Wat is een industriële samenleving?

1. Mensen woonden op het platteland en waren boer.
2. Mensen woonden in de steden en werkten in fabrieken

Hoe waren de omstandigheden waarin de mensen woonden en werkten?

Leg uit wat er met de sociale kwestie bedoeld wordt.

2.2 Stromingen in de samenleving

Leerdoelen

weet je waarom en hoe het kiesrecht werd uitgebreid

welke strijd er over het onderwijs werd gevoerd

weet je welke stromingen streefden naar meer gelijkheid

kun je beschrijven hoe door de postitie van de vrouw veranderde.

2.2 Uitbreiding van het kiesrecht blz 54

Maken vraag 2

2.2 Openbaar onderwijs blz 54

Maken vraag 3

2.2 Strijd voor gelijkheid blz 56

Maken vraag 5, 6 en 7

2.2 De positie van vrouwen  blz 57

Maken vraag 8

Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

• 1815: Alleen rijke mannen mochten
    stemmen.
• 1917: Algemeen kiesrecht voor mannen,
    kiesrecht voor vrouwen.
• 1919: Algemeen kiesrecht voor iedereen.

Parlementaire democratie: het parlement heeft de hoogste macht en wordt door het volk gekozen. 

Afbeelding 1: Rellen op de Alexanderplatz in Berlijn, 1848. Kiesrecht voor rijke mannen.

Afbeelding 2: In 1848 had ongeveer 11% van de mannen kiesrecht. Later werd dit uitgebreid naar 50%, maar nog steeds mochten alleen de rijken stemmen. Deze poster roept mannen op hun handtekening te zetten onder een petitionnement, een verzoek aan de Tweede Kamer. Op de poster luidt een arbeider met opgestroopte mouwen de klok om zijn mening hoorbaar te maken. Op de achtergrond verdrijft de zon de wolken, als teken voor het goeds dat algemeen kiesrecht brengt.

Afbeelding 3: Bekendmaking algemeen kiesrecht in 1917. Hoe hoger de hoed, hoe rijker de man. Vrouwen pas twee jaar later.

Afbeelding 4: Vrouwen kregen in 1917 alleen passief kiesrecht. Dat betekende dat zij zich verkiesbaar mochten stellen, maar zelf niet konden stemmen. Net als de mannen, organiseerden vrouwen zich in verenigingen en hielden zij demonstraties. Deze vrouwen in Friese klederdracht trokken de aandacht voor vrouwenkiesrecht bij een demonstratie in Amsterdam. In 1919 werd de grondwet aangepast en kregen vrouwen ook actief kiesrecht.

npokennis.nl

Parlement = Eerste en Tweede Kamer

2.2 Strijd over het onderwijs blz 55

Maken vraag 4

Welke strijd werd er over het onderwijs gevoerd?

• 19e eeuw: Veel kinderen niet naar school.
• De overheid wil dat kinderen wel naar
    school gaan → leerplichtweg (1901) en
    oprichting openbare scholen. 

• Emancipatie: het krijgen van gelijke kansen
    en wegwerken van achterstanden.

• Confessionelen wilden lesgeven in
    godsdienst en richtten eigen scholen op.
  

• Politieke partijen werden opgericht met als
    doel financiering van bijzondere scholen.

• 1917: Nieuwe onderwijswet.

quizlet.com