Werkwoordspelling havo 2, kern les 27

Welkom!
Vita van der Veer 
Ellen van Dijk 
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Vita van der Veer 
Ellen van Dijk 

Slide 1 - Diapositive

Wie ben ik?
Twee waarheden één leugen. Welke is niet waar? 

1.  Ik ben opgegroeid in Utrecht. 
2. Ik heb een kat met een Japanse naam. 
3. Ik heb deze zomer géén jeugdboeken gelezen.


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wie ben ik?
Twee waarheden één leugen. Welke is niet waar?

  1. Ik heb gewandeld boven de Tower Bridge.
  2. Ik heb een vos gezien tijdens het wandelen.
  3. Ik heb een workshop potten bakken gevolgd.

Slide 4 - Diapositive

Wie zijn jullie?
Bedenk zelf ook een rijtje met twee leugens en één waarheid (of dus andersom zoals ik). Schrijf dit op in je schrift! (5 minuten). 

Wissel dit uit met klasgenoten en probeer te raden waar jouw klasgenoot over liegt. (5 minuten)

Ik loop rond. 

Slide 5 - Diapositive

Kennismaken 
Vandaag ga je jezelf voorstellen, door een informatief stukje te schrijven. Het publiek waar je voor schrijft dat ben ik! Ik wil je op deze manier graag beter leren kennen en ik wil weten hoe goed je schrijfvaardigheid is en hoe goed je je gedachten onder woorden kunt brengen.

Slide 6 - Diapositive

Kennismaken 
Opdracht 1:
Bedenk vijf onderwerpen die iets met jou te maken hebben en waar je iets over wilt vertellen. Onderwerpen kunnen bijvoorbeeld zijn:

Mijn familie                                              Mijn huisdieren
Wat doe ik in mijn vrije tijd?             Mijn favoriete vakantieland
Wat ik echt belangrijk vind in mijn leven…
enzovoort...

Slide 7 - Diapositive

Kennismaken 
Opdracht 2:
Schrijf bij elk onderwerp vijf zinnen.
Opdracht 3:
• Bedenk een titel
• Bedenk een inleidende zin
• Bedenk 5 tussenkopjes
• Sla na titel en tussenkopjes telkens een regel over
• Schrijf de stukjes
• Bedenk een mooie slotzin
Ik verheug me erop om jullie stukjes te lezen!




Slide 8 - Diapositive

Wat doen we vandaag? 
  • Algemene feedback schrijfopdracht
  • Opdracht woordenschat
  • Even inkomen - werkwoordspelling 
  • Leerdoelen bespreken 
  • Interactieve instructie werkwoordspelling 
  • Aan de slag
Wat heb je nodig? 
  • Boek open op bladzijde 180 (Werkwoordspelling)

Slide 9 - Diapositive

Feedback schrijfopdracht
  • Opdracht goed lezen en jezelf controleren
  • Maak een volledige zin (hoofdletter, punt, etc.)
  • Woord afbreken (verbindingsteken)
  • Werkwoordspelling
  • ij / ei
  • Meervoud

Slide 10 - Diapositive

Opdracht woordenschat
  • Elke week is één samenwerkgroepje aan de beurt.
  • Kies een moeilijk woord (per persoon) waarvan je de betekenis nog niet weet.
  • Tijdens het instructieblok (op donderdag) presenteer je in 1 minuut.
  1. Waar heb je het woord vandaan? (bijv. krant, brief van school)
  2. Wat betekent het woord?

Slide 11 - Diapositive

Je ziet hieronder verschillende vormen van het werkwoord 'waaien'. In welke zinnen zijn ze juist gespeld?

Er kunnen meerdere antwoorden goed zijn.
A
Het waait vandaag hard.
B
Het waaide gisteren hard.
C
Het woei gisteren hard.

Slide 12 - Quiz

  • Taal verandert, maar dat duurt wel heel lang. 
  • Ooit was de enige juiste spelling 'Het woei gisteren hard'
  • Tegenwoordig worden zowel 'woei' als 'waaide' goedgekeurd
  • Taal verandert, maar dat duurt wel heel lang.
  • Ooit was de enige juiste spelling 'Het woei gisteren hard'. 
  • Tegenwoordig worden zowel 'woei' als 'waaide' goedgekeurd. 
  • Waarschijnlijk komt er een dag waarop alleen 'waaide' als juist wordt gezien. 



  • Wat voelt voor jou het meest natuurlijk: 'woei' of 'waaide'?
  • Stel deze vraag vanavond aan jouw ouders. 

Slide 13 - Diapositive

  • Taal verandert, maar dat duurt wel heel lang. 
  • Ooit was de enige juiste spelling 'Het woei gisteren hard'
  • Tegenwoordig worden zowel 'woei' als 'waaide' goedgekeurd
  • Jullie moeten nu nog de regels van de werkwoordspelling leren. 
  • Wie weet is dat over tien jaar niet meer het geval en mag je dan werkwoorden spellen zoals jij dat wil. 
  • 'Hij hout van zijn moeder' i.p.v. 'Hij houdt van zijn moeder.'






  • Wat zou een voordeel kunnen zijn als er geen regels voor werkwoordspelling meer waren? 
  • Wat zou een nadeel kunnen zijn? 

Slide 14 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
  • Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
  • Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen. 
Wat heb je hieraan in het leven? 


Slide 15 - Diapositive

Leerdoelen - wat heb je eraan? 
  • Je hebt het altijd nodig bij alles wat je schrijft.
  • Word herkent lang niet alle werkwoordspellingsfouten, dus je moet het zelf kunnen. 
  • Uit onderzoek blijkt dat mensen die spelfouten maken, minder serieus worden genomen. Denk hierbij aan een sollicitatiebrief , een werkgerelateerde mail, een klachtenbrief enz.

Slide 16 - Diapositive

Juliette (vinden, t.t.) Temptation Island een fantastisch programma.

Slide 17 - Question ouverte

Werkwoordspelling 
Om een werkwoord goed te spellen, moet je allereerst twee dingen weten: 
  1. Gaat het om een sterk, zwak of onregelmatig werkwoord? 
  2. Is het werkwoord een persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd of een voltooid of onvoltooid deelwoord?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
- Leer jezelf aan om een stappenplan te volgen om deze werkwoorden juist te spellen. 


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Hij (geloven, t.t.) die leugens toch niet? 
  • Stap 1: Hij geloofd/gelooft die leugens toch niet? 
  • Stap 2: is geloofd/gelooft de persoonsvorm? -> ja, want als ik de zin in de verleden tijd zet, verandert geloofd/gelooft in geloofde (Hij geloofde die leugens toch niet? )
  •  Stap 3: Wie geloofd/geloofd er iets niet?->hij ->dus: stam+ t 
  • Stap 4: Hij gelooft die leugens toch niet? 

Slide 24 - Diapositive

Tante Yvonne (houden) heel veel van haar hondje Turbo.

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Ik (missen, v.t.) de juiste afslag.
  • Stap 1: Ik miste/misde de juiste afslag. 
  • Stap 2: is miste/misde de persoonsvorm? -> ja, want als ik de zin in de tegenwoordige tijd zet, verandert  miste/misde in mis  (Ik mis de juiste afslag )
  •  Stap 3: 't sexy fokschaapje gebruiken. Zit de laatste letter van de stam (miss) in 't sexy fokschaapje? -> Ja!  -> dus: stam + te 
  • Stap 4: Ik miste de juiste afslag. 

Slide 27 - Diapositive

Hij (verwachten, v.t.)
niet dat de leerlingen de toets zouden vinden.

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Diapositive

Ik heb 8000 euro (pinnen).
  • Stap 1: Ik heb 8000 euro gepind/gepint. 
  • Stap 2: is gepind/gepint de persoonsvorm? -> nee, want als ik de zin van tijd verander (ik had 8000 euro gepint/gepind) dan verandert gepind/gepint niet van vorm.
  • Stap 3: OF verlengproef: zeg je gepinde of gepinte? -> gepinde, dus gepind met een 'd'. OF 't sexy fokschaapje gebruiken. Zit de laatste letter van de stam (pinn) in 't sexy fokschaapje? -> Nee, dus: gebruik een 'd' 
  • Stap 4: Ik heb 8000 euro gepind. 

Slide 30 - Diapositive

Dat moment staat in zijn geheugen (griffen).
.

Slide 31 - Question ouverte

Vanuit een woonhuis (worden, tt)
de dader al een tijd (bespieden, v.d.)
.

Slide 32 - Question ouverte

Ik ben toen ik klein was vaak door mijn kat (krabben).

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Halverwege werd nog de snelste tijd (timen) , maar hij (finishen, v.t.)
als laatste.

Slide 35 - Question ouverte

Hij (faken, vt) dat hij (faceliften) was.

Slide 36 - Question ouverte

Leerdoelen 
  • Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden.
  • Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
  • Ik kan bijzonderheden in werkwoordspelling uitleggen. 

Slide 37 - Diapositive

4 vragen 
Hierna volgen 4 vragen.  Spel de werkwoordsvormen juist in de zinnen. 

Slide 38 - Diapositive

Lionel Messi (stichten, vt) veel verwarring bij de verdediging van de tegenstander.

Slide 39 - Question ouverte

Jij (raden, tt) het antwoord nooit!

Slide 40 - Question ouverte

Heeft hij dat filmpje echt op YouTube (plaatsen, vd)?


Slide 41 - Question ouverte

Niemand weet wat er precies (gebeuren, vd) is met de vrouw die een vuurwerkbom in haar capuchon kreeg.


Slide 42 - Question ouverte