Hoofdletters & lidwoorden

Was machen wir heute?
Großbuchstaben - hoofdletter
Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik in het Duits
Substantiv - zelfstandig naamwoord
Ik weet wat een zelfst. nw. en waarom ik dat moet weten
Artikel - lidwoorden
Ik weet welke lidwoorden er zijn in het Duits en welke ik wanneer gebruik
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Was machen wir heute?
Großbuchstaben - hoofdletter
Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik in het Duits
Substantiv - zelfstandig naamwoord
Ik weet wat een zelfst. nw. en waarom ik dat moet weten
Artikel - lidwoorden
Ik weet welke lidwoorden er zijn in het Duits en welke ik wanneer gebruik

Slide 1 - Diapositive

Großbuchstaben
hoofdletters

Slide 2 - Diapositive

Wanneer gebruik je in het Duits hoofdletters?

Slide 3 - Carte mentale

Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin. 
2. Namen, plaatsnamen, merken etc. 
3. Zelfstandige naamwoorden. 

Slide 4 - Diapositive

Substantiv
Zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Diapositive

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 6 - Carte mentale

Het zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een zelfstandigheid aanduidt. Zo kan het bijvoorbeeld aanduiden:

- een persoon of dier (man, vrouw, oom, hond) 
- een eigennaam (Gerrit, Coca Cola, Apple)
- een ding (plant, fiets, berg)
- een gebeurtenis (ontvoering, feest)
- een plaats (Amsterdam, kantoor)
- niet-concrete dingen (geluk, warmte)

Slide 7 - Diapositive

Het zelfstandig naamwoord
Vóór een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord (de, het of een) zetten.


Slide 8 - Diapositive

Wel of geen hoofdletter?
A
die mutter
B
die Mutter

Slide 9 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
das pferd
B
der Stuhl

Slide 10 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
zehn
B
Zehn

Slide 11 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
blau
B
Blau

Slide 12 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
berlin
B
Berlin

Slide 13 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
der junge
B
der Junge

Slide 14 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland

Slide 15 - Quiz

mein name ist otto.
A
mein ist otto.
B
Mein name ist otto.
C
Mein Name ist Otto.
D
Mein Name ist otto.

Slide 16 - Quiz

ich habe einen hund
A
Ich habe einen Hund.
B
Ich Habe einen Hund.
C
Ich habe einen hund.
D
Ich habe Einen Hund.

Slide 17 - Quiz

meine mutter ist 52 jahre alt.
A
meine, mutter, jahre
B
meine, alt
C
mutter, jahre
D
meine, mutter, jahre, alt

Slide 18 - Quiz

meine eltern sind toll.
A
meine eltern sind toll.
B
Meine Eltern sind toll.
C
Meine eltern sind toll.
D
Meine Eltern sind Toll.

Slide 19 - Quiz

Artikel
lidwoorden

Slide 20 - Diapositive

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen

Slide 21 - Quiz

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Slide 22 - Question ouverte

Geslacht van zelfstandige naamwoorden
mannelijk (m)
der
vrouwelijk (v)
die
onzijdig (o)
das
meervoud (mv)
die 

Slide 23 - Diapositive

der (mannelijk)


  • mannelijke personen
  • mannelijke dieren
  • mannelijke beroepen
  • dagen
  • maanden
  • dagdelen
  • jaargetijden

die (vrouwelijk)


  • vrouwelijke personen
  • vrouwelijke dieren
  • vrouwelijke beroepen
  • woorden op -e / -heit /          -keit / -ung / -ion / -ei / -ität

Slide 24 - Diapositive

das (onzijdig)


  • veel 'het'-woorden in het Nederlands
  • verkleinwoorden (-chen)

die (meervoud)


  • woorden in het meervoud

Slide 25 - Diapositive

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Toilette
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 26 - Question de remorquage

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quiz

... Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quiz

Arbeitsbuch:

M: 20, 21, 22, 24, 25
Seite 79

H: 19, 20, 21, 22, 23
Seite 79

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive