Je zorgt dat je geen eten of drinken op tafel hebt.
Je opent pakt je boek en legt hem op je bureau.
Je wacht rustig af tot de docent met de les begint, ondertussen mag je rustig praten met je buurvrouw of buurman.
Welkom...
Slide 12 - Diapositive
Herhalen vorige les
Opdrachten nakijken
Zelfstandig aan de slag
Kahoot
Wat gaan we doen vandaag?
Slide 13 - Diapositive
Gatentekst
Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je 1) _______. Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals de spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen. Dat worden ook wel 2) _______ genoemd. Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je 3) _______. Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we 4) _______.Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan 5) _______, zoals een hobby, een leuk uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor!
Vul in in de tekst!
Huishoudelijke uitgaven
Prioriteiten
Verbruiksgoederen
Persoonlijke uitgaven
Duurzame gebruiksgoederen
Slide 14 - Diapositive
Gatentekst
Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je PRIORITEITEN. Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals de spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen. Dat worden ook wel HUISHOUDELIJKE UITGAVEN genoemd. Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je VERBRUIKSGOEDEREN. Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan PERSOONLIJKE UITGAVEN, zoals een hobby, een leuk uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor!
Vul in in de tekst!
Huishoudelijke uitgaven
Prioriteiten
Verbruiksgoederen
Persoonlijke uitgaven
Duurzame gebruiksgoederen
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 7 t/m 11 van hoofdstuk 5.1 Inkomsten en uitgaven op bladzijde 10 en 11.