Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Overheid
Je kent het verschil tussen accijnzen subsidies
Je kent de opbouw van de collectieve sector
Slide 1 - Diapositive
Collectieve sector en particuliere sector
Collectieve sector Overheid en sociale zekerheid instellingen waar iedereen gebruik van kan maken.
Particuliere sector Bedrijven, willen goederen en diensten verkopen om winst te maken.
Slide 2 - Diapositive
Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector.
collectieve sector
particuliere sector
Slide 3 - Question de remorquage
Slide 4 - Diapositive
Waar geeft de overheid geld aan uit?
Slide 5 - Carte mentale
Uitgaven overheid
Slide 6 - Diapositive
Collectieve goederen
Collectieve goederen zijn goederen die alleen door de overheid geleverd kunnen worden.
De particuliere sector kan deze goederen niet leveren, omdat het goed niet leverbaar is in eenheden per persoon.
Bijvoorbeeld:
Aanleggen van dijken
Straatverlichting
Politie
De overheid laat inwoners betalen door middel van belastingheffing.
Slide 7 - Diapositive
Waarom collectieve goederen?
1) Belangrijk voor iedereen (politie)
2) Zelf kwaliteit bewaken (rechtspraak)
3) Kosten zijn niet te delen (straatverlichting)
4) Het moet betaalbaar blijven (onderwijs)
Slide 8 - Diapositive
Inkomsten overheid
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Accijns
Kostprijsverhogende belasting op:
- Tabak
- Alcohol
- Benzine
Doel: beperken van het gebruik van deze producten. Minder externe effecten. Geld gebruikt overheid oa voor het bestrijden van de uitstoot van co2 enz...
Slide 11 - Diapositive
De overheid grijpt in
Subsidies
Stimuleren van de consumptie van bepaalde goederen en diensten
→ De prijs gaat omlaag
Accijns
Afremmen van de consumptie van bepaalde goederen en diensten
→ De prijs gaat omhoog
→ Indirecte belasting
Belasting op inkomen, winst, vermogen
Correctie van de grote verschillen tussen inkomens door de werking van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
→ Directe belasting
→ Progressief
Progressief: Mensen met een hoog inkomen betalen in verhouding meer belasting dan mensen met een laag inkomen.
Bedrijven moeten een deel van de verkoopprijs als accijns aan de overheid afstaan.
→ Het wordt voor bedrijven minder aantrekkelijk om het product aan te bieden.
→ Het aanbod daalt.
→ Het product wordt duurder.
→ De vraag naar het product daalt.
Slide 12 - Diapositive
Huiswerk
Hoofdstuk 6, Paragraaf 3, vraag 1 t/m 9
Slide 13 - Diapositive
4 schijven met verschillende %
Slide 14 - Diapositive
Stel, je inkomen is bruto €45.000
.
Deel 1 valt in schijf 1,
Deel 2 in schijf 2
Laatste deel in schijf 3.
Totale belasting = €16.800
Slide 15 - Diapositive
Soorten inkomstenbelasting
Progressief: Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting je moet betalen
Vlaktaks: iedereen betaalt hetzelfde percentage over het inkomen.