K3D les 14-9-2022 Future+Stone3

Startklaar
Ik heb mijn boeken en laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Startklaar
Ik heb mijn boeken en laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Ik ken twee vormen die gebruikt worden voor de toekomende tijd.

Ik kan deze twee vormen herkennen en ook zelf maken in een zin.

Slide 2 - Diapositive

Toekomende tijd
Present Simple
– she,he,it krijgt het werkwoord een –s uitgang

I walk home
She walks home
We walk home

Slide 3 - Diapositive

Toekomende tijd
Present Simple

 Bij een vast schema (aankomst/vertrek/openings/begin – tijden). Dit kun je dus opzoeken.
 - The train leaves at 9 o’clock
 - The shop closes at 6

Slide 4 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: He ..... at nine o'clock
A
sleep
B
sleeps
C
sleeping
D
sleeped

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: They ..... at seven
A
leaves
B
leaving
C
leave
D
leaved

Slide 6 - Quiz

Toekomende tijd
Present Continuous
– am/are/is + werkwoord op ing

I am walking home
He is walking home
They are walking home


Slide 7 - Diapositive

Toekomende tijd
Present Continuous

Bij afspraken in de nabije toekomst die al vaststaan (je weet precies waar en wanneer)
 - We’re meeting our friends tomorrow
 - I am leaving for Australia next month


Slide 8 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: We ... ... in October
A
are leaving
B
leaves
C
are leaved
D
is leaving

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: I ... ... my friends this coming weekend
A
are seeing
B
saw
C
sees
D
am seeing

Slide 10 - Quiz

Vul in: Present Simple of Present Continuous
  1. School …… (start) at 08:00.
  2. …… we …… (meet) our friends tonight?
  3. Summer holiday …… (end) on August 21st.
  4. He …… (visit) his parents this weekend.
  5. I …... (play) a match this weekend.
  6. Does the club …... (open) at 10 o’clock?
  7. We ….. (have) a quiz on Tuesday!



Slide 11 - Diapositive

Vul in: Present Simple of Present Continuous
  1. School starts (start) at 08:00.
  2. Are we meeting (meet) our friends tonight?
  3. Summer holiday ends (end) on August 21st.
  4. He is visiting (visit) his parents this weekend.
  5. I am playing (play) a match this weekend.
  6. Does the club open (open) at 10 o’clock?
  7. We are having (have) a quiz on Tuesday!


Slide 12 - Diapositive

Wat hebben we vandaag geleerd?
Twee vormen voor de toekomende tijd:

Slide 13 - Diapositive

Wat hebben we vandaag geleerd?
Twee vormen voor de toekomende tijd:
Present Simple

Present Continuous

Slide 14 - Diapositive

Wat hebben we vandaag geleerd?
Twee vormen voor de toekomende tijd:
Present Simple
- Bij vaste tijden
Present Continuous
- Bij afspraken die je hebt gemaakt

Slide 15 - Diapositive

Schrijf zelf een zin in de toekomende tijd waarin je de Present Simple of de Present Continuous gebruikt.

Slide 16 - Question ouverte

Startklaar
Ik heb mijn boeken en laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas


Slide 17 - Diapositive

Leerdoelen
Ik kan in het Engels afspraken maken en reserveringen doen.

Slide 18 - Diapositive

Afspraken en reserveringen
Kijk op bladzijde 14 van je tekstboek

Slide 19 - Diapositive

Vertaal de volgende uitdrukkingen
Could you
Make a reservation
Pick me up
We should leave now!
I will see you there
Cycle home together

Slide 20 - Diapositive

Vertaal de volgende uitdrukkingen
Could you                                  - zou je kunnen
Make a reservation               - een reservering maken
Pick me up                                - haal me op
We should leave now!          - we moeten nu weg gaan!
I will see you there                 - ik zie je daar
Cycle home together           - samen naar huis fietsen

Slide 21 - Diapositive

Oefening 23
1    What are your plans for tomorrow?
2    Could you make a reservation for tonight?
3    We are going to cycle home together after the concert.
4    Are you going to the party tomorrow?
5    Of course. I will see you there at six.
6    The film starts in half an hour. We need to hurry!
7    Will you pick me up this evening?
8    Could you buy the tickets today?



Slide 22 - Diapositive

Oefening 24
Are you going to the party on Friday?
- Gaan jullie/jij vrijdag naar heet feest?
The concert ends at 11.30pm.
- Het concert is om half twaalf afgelopen.
We are going out to dinner tomorrow.
- We gaan morgen uit eten.

Slide 23 - Diapositive

Oefening 24
What are your plans for next Tuesday?
- Wat zijn jouw/jullie plannen voor volgende week dinsdag?
Will you pick me up at five o'clock?
- Haal jij mij om vijf uur op? / Halen jullie mij om vijf uur op?
I'd like to book three tickets for the film.
Ik wil graag drie kaartjes voor de film reserveren.

Slide 24 - Diapositive

Oefening 25
1    What are you doing next week?
2   I would like to go to a/the concert on Saturday.
3   I would like to go out to dinner with Nina.
4   watch a tennis match in Edinburgh.
5   Have you already bought tickets for the concert?
6   I’ll be there at half past seven./  I’ll be there at seven thirty.
7    Could you pick me up that afternoon?
8    Shall I make a reservation at a restaurant?


Slide 25 - Diapositive

Wat hebben we vandaag geleerd?
Afspraken maken en reserveringen doen

Slide 26 - Diapositive

Vertaal: Ga je naar het feest vanavond?

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf in het Engels: Ik wil graag een tafel reserveren voor 8uur vanavond.

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal: We fietsen samen naar huis.

Slide 29 - Question ouverte