Les 4 Lymfevatenstelsel en bloedgroepen

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lymfevaten
Grootste lymfevaten:
ductus (buis)
truncus (stam)
Linker + rechter truncus lumbalis: lymfe uit benen en bekkenorganen afvoeren
Truncus intestinalis: lymfe uit buikorganen afvoeren.

Komen samen in cisterna chyli = ter hoogte van middenrif. Vanuit daar naar ductus thoracicus (borstbuis). Mondt daarna uit in linker ondersleutelbeenader (vena subclavia).

Lymfe uit de linkerarm, de linkerhelft van hoofd en de hals en uit de linkerlong -> borstbuis
Rechter lymfestam: rechterarm, de rechterhelft van het hoofd en de hals en uit de rechterlong.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Lymfevatenstelsel vervoert de lymfe
  • Lymfeknopen zuiveren lymfe
  • Borstbuis/lymfestam brengen lymfe terug naar holle ader
Lymfevatenstelsel
Als het lymfestelsel niet goed werkt

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenstelling lymfe
  • water;
  • granulocyten; (in beenmerg gevormd) 
  • monocyten; (in beenmerg gevormd)
  • lymfocyten;
  • tijdelijk aanwezige stoffen, zoals voedingsstoffen;
  • antistoffen;
  • aangetaste of dode lichaamscellen.


De lymfocyten en de antistoffen worden in de lymfoïde organen geproduceerd






Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lymfeknopen: lymfeklieren in oksels en liezen, werken als filter.
Waldeyerring: verspreid gebieden lymfatisch weefsel (keel,tong, neus,oor). Vangen bacteriën op.
Peyerplaques: lymfatisch weefsel darmwand.
Zwezerik: van geboorte tot aan de puberteit, filteren en activeren lymfocyten
Milt: filtert bloed, activeert lymfocyten, vervangt rode bloedcellen en is bloedreservoir

Slide 9 - Diapositive

Tot de waldeyerring behoren:
  • de keelamandelen (tonsilla palatina). Ze liggen links en rechts achterin de keel. 
  • de tongamandel, (tonsilla lingualis) aan de tongbasis, achterin de mond;
  • de neusamandel (tonsilla pharyngealis ofwel adenoïd) in het dak en de achterwand van de neus-keelholte.
  • het lymfatisch weefsel rondom de ingang van de buis van Eustachius.
Tot puberteit thymus maximale grootte. Ligt achter borstbeen.



Hoe zou lymfe kunnen stromen?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet de plaats waar een aantal lymfevaten samenkomen?
A
lymfeknoop
B
lymfe
C
lymfevat

Slide 12 - Quiz

Lymfeklieren liggen in grote aantallen in onder andere de nek, de oksels en de liezen. De lymfeklieren produceren antistoffen en vormen lymfocyten (type witte bloedcel). De lymfevaten kunnen net iets grotere deeltjes opnemen dan de bloedvaten. In de bloedbaan kunnen bepaalde grotere of moeilijk te verwerken deeltjes zoals bepaalde eiwitten, bacteriën en andere ziekteverwekkers niet komen. Deze stoffen worden opgenomen in je lymfevaten en zo begint het verwerkings-, opruim- en reinigingsproces. De klieren doden of maken afvalstoffen en ziekteverwekkers onschadelijk. Vervolgens worden deze stoffen overgedragen aan de bloedbaan, zodat de uiteindelijk overblijvende afvalstoffen via urine en ontlasting kunnen worden afgevoerd. Het onschadelijk maken van bacteriën en virussen gebeurt door de witte bloedcellen, ofwel lymfocyten, die in de lymfeklieren zitten.
Lymfe stroomt sneller dan bloed
A
waar
B
niet waar
C
soms

Slide 13 - Quiz

Lymfe: 4-6 keer per minuut
Welk van onderstaande organen zijn lymfoïde organen?
A
lymfeknopen, lever, amandelen, milt
B
milt en zwezerik
C
lymfeknopen, waldeyerring, peyerplaques
D
lymfeknopen, milt, zwezerik en lever

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lymfevaten hebben kleppen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Witte bloedcellen komen voor in lymfe
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ligt de thymus?
A
in de borstholte
B
in de buikholte
C
in de linker bovenarm
D
in de rechter lies

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de kruiswoordpuzzel
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak opdracht 1 t/m 10
Anatomie en fysiologie niveau 4
Module 5 bloedsomloop
Hoofdstuk 4 Lymfevatenstelsel
Verwerkingsopdrachten

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedgroepen

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ABO-groepen (bloedgroepen)
Bloedtransfusie

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bloedgroep bevat A-antistoffen?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mag iemand met AB bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A ?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedtransfusie: Wie aan wie?
Pak pen en papier, vul de tabel in: 
+ = bloedtransfusie mogelijk 
- = bloedtransfusie niet mogelijk, agglutinatie

Slide 28 - Diapositive

Verbeter elkaars werk en leg uit

Slide 29 - Diapositive

Als je kijkt naar de acceptors en naar de donors valt er jullie dan iets op? Zijn er bloedgroepen die van iedereen bloed kunnen krijgen /ontvangen?

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mag een Rh+ persoon bloed geven aan een Rh- persoon?
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Transfusie: Wie aan wie?
        donor
acceptor
Rh +
Rh-
Rh+
ja
ja
Rh-
nee
ja

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke bloedgroep zijn er geen antistoffen
A
A
B
0
C
B
D
AB

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bloedgroep is de universele donor?
A
0-
B
O+
C
AB-
D
AB+

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

En de universele ontvanger?
A
O-
B
O+
C
AB-
D
AB+

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions