3.1 Atoommodel

3.1 Atoommodel 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon

3.1 Atoommodel 

Slide 1 - Diapositive

Stoffen zijn opgebouwd uit moleculen. 

Slide 2 - Diapositive

Stoffen zijn opgebouwd uit moleculen:

Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.

Atomen worden ook wel elementen genoemd.

En deze rangschikken wij in het periodiek systeem.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Stoffen --> Moleculen --> Atomen
De atomen zijn echter ook weer opgebouwd uit kleinere deeltjes. Een atoom is opgebouwd uit een kern en een wolk.
In die kern en wolk zitten protonen, neutronen, elektronen. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Elektronenschillen
  • Een elektronenschil is een baan waarin een elektron zich meestal bevind.
  • Per schil kunnen er een beperkt aantal elektronen aanwezig zijn.
  • De eerste drie schillen heten K, L, M-schillen.

Slide 9 - Diapositive

Atoommodel van Bohr
Elektronen 'zweven' dus in bepaalde 
banen rondom de kern.

1e schil = K-schil: max 2 elektronen
2e schil = L-schil: max 8 elektronen
3e schil = M-schil: max 18 elektronen

Slide 10 - Diapositive

Hoeveel protonen heeft het atoom? 
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen

Koolstof (C) heeft  atoomnummer 6, dus 6 protonen. 

Slide 11 - Diapositive

Wat is het atoomnummer van dit stikstofatoom?
A
0
B
7
C
14
D
21

Slide 12 - Quiz

Wat is het atoomnummer van deze stof?
A
2 (Helium)
B
4 (Beryllium)
C
6 (Koolstof)
D
8 (Zuurstof)

Slide 13 - Quiz

Wat is het atoomnummer van dit atoom?
A
10
B
3
C
7
D
4

Slide 14 - Quiz

Hoeveel elektronen? 
Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen. 

Bv. ijzer.
Ijzer heeft atoomnummer 26. Dus 26 p+ en e-.
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen. 

Slide 15 - Diapositive

Hoeveel neutronen? 
Het aantal neutronen kun je berekenen door het massagetal op te zoeken in het Periodiek Systeem. Dit getal zijn de p+ en e- bij elkaar. 

Dus massagetal minus protonen = neutronen

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel protonen, neutronen, elektronen heeft een atoom?
Aantal elektronen (-) = atoomnummer
Aantal protonen (+) = atoomnummer
Atoom ongeladen dus evenveel + als - 
Aantal neutronen = atoommassa (afgerond) - aantal protonen

Slide 17 - Diapositive

Het aantal protonen en neutronen samen is het:
A
atoomnummer
B
massagetal
C
kerngetal
D
elektronen

Slide 18 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
23
C
12
D
34

Slide 19 - Quiz

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen heeft Na ?
A
11 protonen 10 elektronen 12 neutronen
B
11 protonen 11 elektronen 12 neutronen
C
12 protonen 12 elektronen 12 neutronen
D
12 protonen 11 elektronen 12 neutronen

Slide 20 - Quiz

Wat ga je doen? 
Lees aandachtig: paragraaf 3.1 
Maken 1 t/m 8

Slide 21 - Diapositive