Les 1: Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Werkwoordspelling
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

PVTT

Het vliegtuig [landen] om 10:00 uur op Schiphol.

Slide 2 - Question ouverte

PVVT
De docenten [tasten] in het duister, waar het die bijzonder hoge cijfers betrof.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik heb aan die beslissing geen consequenties verbonden.

Slide 4 - Question ouverte

(onvoltooid deelwoord)
(Rennen) ging de jongen naar school.

Slide 5 - Question ouverte

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 
  • De groene auto
  • Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord. Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).




Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
(Zwakke werkwoorden)
  • Je schrijft het zo kort mogelijk op bij zwakke werkwoorden.

  • De verbrede straat ligt vol zand 
  • (ik heb verbreed)
  • De gevluchte crimineel is opgepakt 
  • (Ik ben gevlucht)
  • De afgebrande schuur wordt opgeruimd



  • Maar let op: de verrotte appel

Slide 7 - Diapositive

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
(Sterke werkwoorden)
  • De voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden eindigen vaak op -en.
  • Als het voltooid deelwoord op -en eindigt, dan schrijven we het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord ook met e-n.
  • De gelopen afstand was erg groot. (Ik heb gelopen)  
  • De gebraden kip smaakte heerlijk. (Ik heb gebraden) ((braden, geen sterk ww))
  • Het geslagen kind werd erg boos. (Ik ben geslagen)
  • Het vergeten boek lag nog jaren in de kast. (Ik ben vergeten)
  • Kom je er niet uit of een het lang of kort geschreven moet worden? Vraag jezelf dan af wat het voltooid deelwoord is door Ik ben...., ik heb..., ik word...,.


Slide 8 - Diapositive

De ....... noten smaakten erg zout. (branden)

Slide 9 - Question ouverte

Het ...... vlees smaakte heerlijk. (bakken)

Slide 10 - Question ouverte

De ....... leraar stond met keelpijn voor de klas. (hoesten)

Slide 11 - Question ouverte

De (redden) schipbreukelingen werden (ondervragen).
A
geredden, ondervraagt
B
geredde, ondervraagt
C
geredde, ondervraagd

Slide 12 - Quiz

De ....... agent begroette iedereen erg vrolijk. (lachen)

Slide 13 - Question ouverte

Het ...... paard wilde het meisje niet meer dragen. (hinniken)

Slide 14 - Question ouverte

1: Het schilderij is gestolen. Het (stelen) schilderij.

Slide 15 - Question ouverte

2: Het boek is verkocht. Het (verkopen) boek.

Slide 16 - Question ouverte

Het schip is gestrand. Het (stranden) schip.

Slide 17 - Question ouverte

De afstand is gerend. De (rennen) afstand.

Slide 18 - Question ouverte

De brief is gepost. De (posten) brief.

Slide 19 - Question ouverte

Het huis is afgebrand. Het (afbranden) huis.

Slide 20 - Question ouverte

De brief is gesloten. De (sluiten) brief

Slide 21 - Question ouverte

De brief is geopend. De (openen) brief.

Slide 22 - Question ouverte

De muren waren mooi geverfd. De (verven) muren.

Slide 23 - Question ouverte

Ik weet wat bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is

Ja
Nee
Een beetje

Slide 24 - Sondage

Ik weet hoe ik moet achterhalen of ik een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord kort of lang schrijf

Ja
Nee
Een beetje

Slide 25 - Sondage