Spaans - Zuid-Amerika (D-day)



¡Bienvenido 
a América 
del Sur!



1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon



¡Bienvenido 
a América 
del Sur!



Slide 1 - Diapositive

¿Qué vas a aprender hoy?
Wat ga je vandaag leren?


  • Weetjes over Zuid-Amerika  
  • Weetjes over het Spaans
  • Tellen tot 10
  • Jezelf voorstellen

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel landen zijn er in Zuid-Amerika?
timer
1:00
A
12 (en 3 overzeese gebieden)
B
32 (en 3 overzeese gebieden)
C
22 (en 3 overzeese gebieden)
D
42 (en 3 overzeese gebieden)

Slide 3 - Quiz

In hoeveel van deze landen (en gebieden) wordt Spaans gesproken?
timer
1:00
A
14
B
13
C
12
D
11

Slide 4 - Quiz

Hoeveel personen spreken er Spaans in de wereld?
timer
1:00
A
ongeveer 170 miljoen
B
meer dan 500 miljoen
C
meer dan 350 miljoen
D
minder dan 300 miljoen

Slide 5 - Quiz

Waarom heb je in het Spaans soms een ¿ aan het begin van de zin?
timer
1:00
A
Zodat je weet dat er een vraag komt
B
Omdat ze het mooi vinden staan.
C
Dan hoeft er geen ? aan het eind van de zin
D
Dat hebben ze helemaal niet

Slide 6 - Quiz

Waarom heb je in het Spaans soms een ¡ aan het begin van de zin?
timer
1:00
A
Dat hebben ze helemaal niet
B
Omdat ze het mooi vinden staan.
C
Dan hoeft er geen ! aan het eind van de zin
D
Zodat ze al weten dat er een uitroepteken komt

Slide 7 - Quiz

het Spaans = el español
Wist je dat?
- Spaans in wel 20 landen de officiële taal is?



- Wel 500 miljoen mensen Spaans als eerste                                                                  taal spreken?
- Het dus een échte wereldtaal is?



(Spanje, Argentinië, Bolivia, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, Equatoriaal-Guinea, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Venezuela & Uruguay...)

Slide 8 - Diapositive

Weet je dat Spaans  in vele landen wordt gesproken ?

Slide 9 - Diapositive

Hoe schrijf je het?

1 = uno
2 = dos
3 = tres
4 = cuatro
5 = cinco


6 = seis
7 = siete
8 = ocho
9 = nueve
10 = diez

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

6

Slide 12 - Vidéo

De Quizzzzz!

Slide 13 - Diapositive

Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
timer
1:00
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
bonjour!
D
ciao!

Slide 14 - Quiz

Hoe kun je vragen: "Hoe gaat het?"
timer
1:00
A
¿cómo estás?
B
ça va?
C
¿qué tal?
D
tudo bem?

Slide 15 - Quiz

Hoe kun je "dankjewel" in het Spaans zeggen?
timer
1:00
A
grazie
B
gracias
C
merci
D
obrigado

Slide 16 - Quiz

Hoe kun je afscheid nemen in het Spaans?
timer
1:00
A
adieu
B
ciao
C
adiós
D
¡hasta luego!

Slide 17 - Quiz

Hoe kun je in het Spaans vragen naar iemands naam?
A
¿Cuántos años tienes?
B
¿Cómo te llamas?
C
¿De dónde eres?
D
¿Qué te gusta comer?

Slide 18 - Quiz

Hoe zeg je:
Ik heet ...
timer
1:00
A
Me llamo ...
B
Tengo ...
C
Vivo en ...
D
Voy a ...

Slide 19 - Quiz

Hoe zeg je:
Ik kom uit ...
timer
1:00
A
Me llamo ....
B
Tengo ... años
C
Soy de ....
D
Estoy bien

Slide 20 - Quiz

Wat betekent:
¿Cuántos años tienes?
timer
1:00
A
Hoe heet je?
B
Waar woon je?
C
Hoe gaat het?
D
Hoe oud ben je?

Slide 21 - Quiz

Wat kun je antwoorden op:
¿Cuántos años tienes?
timer
1:00
A
Vivo en Madrid
B
Soy de Holanda
C
Tengo 14 años
D
Me llamo Juan

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

00:27
Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...
A
Vivo en...
B
Me llamo...
C
Tengo...años.
D
Soy de...

Slide 24 - Quiz

00:41
Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?
A
Hoe heet je?
B
Hoe oud ben je?
C
Waar kom je vandaan?
D
Hoe gaat het?

Slide 25 - Quiz

01:06
Waar of niet waar?

Sonia geeft haar 'número de teléfono' aan Marcos.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

01:24
Hoe zeg je in het Spaans...?

Dankjewel!
A
¡Adiós!
B
¡Por favor!
C
¡Hola!
D
¡Gracias!

Slide 27 - Quiz

01:52
De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?
A
Hoe oud ben je?
B
Hoe gaat het met je?
C
Waar woon je?
D
Hoe heet je?

Slide 28 - Quiz

02:43
Je hoorde 4 getallen in het fragment. Combineer de getallen met het Spaanse woord:
uno
seis
cinco
cuatro
1
5
6
4

Slide 29 - Question de remorquage