Quiz woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2,3

Wat weet je van woordsoorten?

Benoem het woord dat in HOOFDLETTERS staat!

Sleep de woorden naar het juiste vakje: zelfstandig naamwoord of overige woordsoorten. 

Zelfstandig naamwoord

Overige woordsoorten

Tennisster

Kiki Bertens

werd

tijdens

de

wedstrijd

door

een

wesp

in

haar

bil

gestoken

De pen zit IN de etui.

1. Bijwoord
2. Werkwoord
3. Voorzetsel
4. Zelfstandig naamwoord

Het GROENE bankje staat op het gras.

1. Voorzetsel
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

VANAVOND ga ik naar de film.

1. Bijwoord
2. Voorzetsel
3. Voegwoord
4. Zelfstandig naamwoord

Het groene bankje staat OP het gras.

1. Voorzetsel
2. Lidwoord
3. Voegwoord
4. Bijwoord

HET gele vogeltje vloog door de lucht.

1. Onbepaald voornaamwoord
2. Lidwoord
3. Aanwijzend voornaamwoord
4. Vragend voornaamwoord

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.

1. Bijwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Onbepaald hoofdtelwoord
4. Zelfstandig naamwoord

HET regent al de hele dag.

1. Vragend voornaamwoord
2. Aanwijzend voornaamwoord
3. Persoonlijk voornaamwoord
4. Lidwoord

Het meisje DAT hij leuk vindt

1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Aanwijzend voornaamwoord
3. Betrekkelijk voornaamwoord
4. Persoonlijk voornaamwoord

Sleep de woorden naar het juiste vakje: zelfstandig naamwoord of overige woordsoorten. 

Zelfstandig naamwoord

Overige woordsoorten

20

maart

is

het

astronomisch

begin

van

de

lente

Dat lieve meisje heeft ZICH enorm vergist in haar huiswerk.

1. Betrekkelijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord
3. Aanwijzend voornaamwoord
4. Wederkerend voornaamwoord

WAAROM ga jij met haar naar de film?

1. Bijwoord
2. Vragend voornaamwoord
3. Voegwoord
4. Voorzetsel

Waarom geef JE je mooie sportschoenen aan zo'n naar jongetje?

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Vragend voornaamwoord

Waarom geef je JE mooie sportschoenen aan zo'n naar jongetje?

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Vragend voornaamwoord

Waarom geef je je mooie sportschoenen aan ZO'N naar jongetje?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Aanwijzend voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Vragend voornaamwoord

Vioolspelen BLEEK voor mijn hyperactieve broertje een prima uitlaatklep.

1. Zelfstandig naamwoord
2. Hulpwerkwoord
3. Zelfstandig werkwoord
4. Koppelwerkwoord

Vioolspelen bleek voor MIJN hyperactieve broertje een prima uitlaatklep.

1. Aanwijzend voornaamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Vioolspelen bleek voor mijn hyperactieve broertje een PRIMA uitlaatklep.

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Voorzetsel
4. Bijwoord

WIE van die jongens zal straks jullie klassenvertegenwoordiger worden?

1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Wederkerend voornaamwoord
3. Persoonlijk voornaamwoord
4. Vragend voornaamwoord

Kun jij die tweeling uit ELKAAR houden?

1. Betrekkelijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord
3. Wederkerend voornaamwoord
4. Wederkerig voornaamwoord

ww

LW

ZNW

BNW

VZ

PERS. VNW.

BEZ. VNW.

waren

schrijven

de

een

telefoon

Nederland

grote

rode

op

tijdens

jij

zij

hun

mijn

Ik heb de foto VERGROOT.

1. Koppelwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Hulpwerkwoord
4. Bijwoord

Een VERGROOT plaatje zie je beter.

1. Hulpwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Bijwoord

HOE heet jij?

1. Vragend voornaamwoord
2. Voegwoord
3. Aanwijzend voornaamwoord
4. Geen van allen

Zij wil HAAR haar in een vlecht doen.

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Bepaald hoofdtelwoord

Onbepaald hoofdtelwoord

Bepaald rangtelwoord

Onbepaald rangtelwoord

Veel

Enkele

Zoveelste

Middelste

Beide

Tachtig

Tweede

Honderdste

Vond je deze quiz MOEILIJK?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Werkwoord
4. Bijwoord