Extra oefening woordsoorten

Bepaald hoofdtelwoord
Onbepaald hoofdtelwoord
Bepaald rangtelwoord
Onbepaald rangtelwoord
Veel
Enkele
Zoveelste
Middelste
Beide
Tachtig
Tweede
Honderdste
1 / 29
suivant
Slide 1: Question de remorquage
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Bepaald hoofdtelwoord
Onbepaald hoofdtelwoord
Bepaald rangtelwoord
Onbepaald rangtelwoord
Veel
Enkele
Zoveelste
Middelste
Beide
Tachtig
Tweede
Honderdste

Slide 1 - Question de remorquage

ww
LW
ZNW
BNW
VZ
PERS. VNW.
BEZ. VNW.
waren
schrijven
de
een
telefoon
Nederland
grote
rode
op
tijdens
jij
zij
hun
mijn

Slide 2 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar het juiste vakje: zelfstandig naamwoord of overige woordsoorten. 
Zelfstandig naamwoord
Overige woordsoorten
20
maart
is
het
astronomisch
begin
van
de
lente

Slide 3 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar het juiste vakje: zelfstandig naamwoord of overige woordsoorten. 
Zelfstandig naamwoord
Overige woordsoorten
Tennisster
Kiki Bertens
werd
tijdens
de
wedstrijd
door
een
wesp
in
haar
bil
gestoken

Slide 4 - Question de remorquage



Benoem het woord dat in HOOFDLETTERS staat!

Slide 5 - Diapositive

De pen zit IN de etui.
A
Lidwoord
B
Werkwoord
C
Voorzetsel
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quiz

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
Voorzetsel
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

Het groene bankje staat OP het gras.
A
Voorzetsel
B
Lidwoord
C
Voegwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz

Vanavond GA ik naar de film.
A
Werkwoord
B
Voorzetsel
C
Voegwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Vanavond ga IK naar de film.
A
Werkwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Voegwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quiz

Vanavond ga ik NAAR de film.
A
Voorzetsel
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Voegwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quiz

Vanavond ga ik naar DE film.
A
Voorzetsel
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Lidwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quiz

Vanavond ga ik naar de FILM.
A
Voorzetsel
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Lidwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quiz

HET gele vogeltje vloog door de lucht.
A
Werkwoord
B
Lidwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Hij tekent een MOOIE auto.
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Onbepaald hoofdtelwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quiz

Het REGENT al de hele dag.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Werkwoord

Slide 16 - Quiz

Dat lieve meisje heeft zich enorm VERGIST in haar huiswerk.
A
Betrekkelijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Werkwoord

Slide 17 - Quiz

WIE gaat er met haar naar de film?

A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord
C
Voegwoord
D
Voorzetsel

Slide 18 - Quiz

Waarom geef JE je mooie sportschoenen aan zo'n naar jongetje?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Waarom geef je JE mooie sportschoenen aan zo'n naar jongetje?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Waarom geef je je mooie sportschoenen aan zo'n NAAR jongetje?
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Vioolspelen bleek voor MIJN hyperactieve broertje een prima uitlaatklep.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

Vioolspelen bleek voor mijn hyperactieve broertje een PRIMA uitlaatklep.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
Werkwoord

Slide 23 - Quiz

WIE van die jongens zal straks jullie klassenvertegenwoordiger worden?
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 24 - Quiz

Kun jij die TWEE meisjes uit elkaar houden?
A
Bepaald hoofdwoord
B
Onbepaald hoofdwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 25 - Quiz

Ik heb de foto VERGROOT.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Hulpwerkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Quiz

Een VERGROOT plaatje zie je beter.
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 27 - Quiz

Hoe HEET jij?
A
Vragend voornaamwoord
B
Voorzetsel
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Geen van allen

Slide 28 - Quiz

Zij wil HAAR haar in een vlecht doen.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 29 - Quiz