H4/H5: nakijken 6 en 7 (Lezen H4), uitleg signaalwoorden en verwijswoorden, maken 5 + nakijken

- H4/H5: nakijken Lezen H4
- Uitleg signaalwoorden / verwijswoorden
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- H4/H5: nakijken Lezen H4
- Uitleg signaalwoorden / verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Lezen H4/H5:
- Je begrijpt een tekst en kunt een tekst 'uitpluizen'.
- Je kent de drie manieren van inleiden en de drie manieren van afsluiten.
- Je weet dat je op signaalwoorden moet letten om een tekst beter te begrijpen.

Slide 2 - Diapositive

Nakijken opdracht 6 (blz. 191)
  • 1 Inside Out
  • 2 
  • -soort = overtuigende tekst
  • - doel = overtuigen
  • - vorm = recensie
  • 3 5 poppetjes op een rijtje (animaties)
  • 4 Eigen anwoord

Slide 3 - Diapositive

Nakijken opdracht 7 (blz. 192-193)
  • 1 Vraag stellen / het onderwerp aankondigen
  • 2 Alles verandert voor Riley – Het onderwerp is serieus en toch luchtig – Hoe herinneringen werken in de film – De film is knap gemaakt – Wat de film met je doet.
  • 3 Meningen, want de schrijver vertelt wat hij van de film vindt.
  • 4 Alinea 4, want daarin wordt verteld wat er in de film gebeurt.
  • 5 Dat Inside Out een mooie, soms grappige, en serieuze film is.

Slide 4 - Diapositive

Nakijken opdracht 7 (blz. 192-193)
  • 6 Eigen antwoord.
  • 7 Conclusie (eindoordeel)

Slide 5 - Diapositive

Vraag 8:
Welk advies geef jij de lezer?

Slide 6 - Question ouverte

Vraag 9:
Zou jij de film willen zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Noem één woord die bij jou opkomt
bij deze film.

Slide 8 - Carte mentale

H5: signaalwoorden / verwijswoorden

Slide 9 - Diapositive

Verwijswoorden

- Verwijst terug naar een woord, groep woorden of zin




Fabian heeft de hele week extra getraind. Hij zal dit tafelvoetbaltoernooi moeten winnen!


Signaalwoorden

- Geeft aan hoe een tekst in elkaar overloopt / hoe een tekst is opgebouwd
- Deze woorden laten zien dat zinnen of stukjes tekst bij elkaar horen

Ik wilde sporten, maar het regende.
Ook was ik heel erg moe.

Slide 10 - Diapositive

Opsomming
Na elkaar opnoemen van punten of onderdelen die bij elkaar horen.

Te herkennen aan:
Ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, verder, tot slot

Slide 11 - Diapositive

Tegenstelling
Twee dingen die tegenover elkaar staan (verschillend zijn) worden genoemd,

Te herkennen aan:
maar, echter, daarentegen, enerzijds/anderzijds, toch

Slide 12 - Diapositive

Reden
Legt uit waarom iemand iets doet / waarom iets gebeurt

Te herkennen aan:
omdat, namelijk, want

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Lezen tekst 6 (blz. 233 - 234)

Slide 15 - Diapositive

In welke alinea staat een opsomming?
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3
D
Alinea 4

Slide 16 - Quiz

Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 17 - Carte mentale

In alinea 1 staat een tegenstelling.
Aan welk signaalwoord zie je dat?

Slide 18 - Carte mentale

Huiswerk
Lezen H5:
- opdracht 5

Slide 19 - Diapositive

Lesplan
- Nakijken Lezen H5: opdracht 5
- Leren testweek

Slide 20 - Diapositive

Nakijken opdracht 5 (blz. 237)
  • 1 Aansporende tekst.
  • 2 voetballen in een vluchtelingenkamp in Libanon
  • 3 Nee, je kunt tekst 7 dan niet gebruiken, want de tekst gaat niet over geweld op het voetbalveld, maar over kinderen die door samen te voetballen juist proberen om het geweld van een oorlog even te vergeten,

Slide 21 - Diapositive

Nakijken opdracht 5 (blz. 191)
  • 4 Het in regel 2 verwijst naar voetbal in regel 2.
  • Hij in regel 10 verwijst naar Ahmad Al Hadi in regel 5.
  • Ze in regel 18 verwijst naar jongeren in dit kamp in regel 17.
  • Het in regel 19 verwijst naar uitrazen op het voetbalveld in regel 19.
  •  Dat in regel 31 verwijst naar voetballen in regel 31.

Slide 22 - Diapositive

Nakijken opdracht 5 (blz. 191)
  • 5 a Dat zie je aan de woorden bovendien en ook.
  •  b Drie delen: je bent één team, je wilt samen winnen, je omhelst elkaar.
  • 6 a Dat zie je aan het woord maar.
  •  b De jongeren hebben veel druk en spanning – ze kunnen zich door te voetballen toch ontspannen.
  • 7 a een tegenstelling
  •  b echter

Slide 23 - Diapositive

Nakijken opdracht 5 (blz. 191)
  • 8 Alinea 1: In het Ain El Helweh vluchtelingenkamp in Libanon is voetbal gewoon heel leuk, maar het is ook een goede uitlaatklep.
  •  Alinea 2: Met de oprichting van twee voetbalteams wil War Child beginnen met een lokale competitie.
  •  Alinea 3: Al Hadi ziet veel voordelen in het opzetten van de voetbalteams, als aanvulling op het onderwijsprogramma dat War Child kinderen in het kamp aanbiedt.
  •  Alinea 4: De leden van de voetbalteams zien de oprichting van een lokale competitie dus ook wel zitten.
  •  Alinea 5: War Child kan dit goede werk doen dankzij giften, bijvoorbeeld uit Nederland.

Slide 24 - Diapositive

Nakijken opdracht 5 (blz. 191)
  • 9 Hij wil je ertoe overhalen geld te geven aan War Child.
  • 10 Nee, de teksten hebben niet dezelfde hoofdgedachte, want tekst 6 gaat over geweld door jonge voetbalspelers en tekst 7 gaat over jonge voetballers die door te voetballen het geweld van de oorlog even kunnen vergeten.

Slide 25 - Diapositive