Nederlands: zinsontleden klas 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Nederlands: zinsontleden klas 1

Wat is de pv?
De agenten willen geen boetes uitdelen.

1. uitdelen
2. boetes
3. willen
4. de agenten

Wat is de pv?
Mogen wij morgen mee naar de Efteling?

1. mogen
2. morgen
3. wij
4. de Efteling

Wat is de pv?
Fred en Bob kunnen met de Playstation spelen.

1. Fred en Bob
2. kunnen spelen
3. kunnen
4. spelen

Wat is de pv?
Kopen jullie je boodschappen bij de Aldi of bij de Plus?

1. kopen
2. jullie
3. boodschappen
4. je

Wat is de pv?
Zara en Bert worden morgen door de koning gehuldigd.

1. Zara en Bert
2. morgen
3. gehuldigd
4. worden

Wat is het werkwoordelijk gezegde?WG
Ik ga morgen bij Sanne spelen.

1. ik
2. ga
3. ga spelen
4. ga morgen spelen

Wat is het WG?
Zullen wij volgende week afspreken?

1. zullen afspreken
2. zullen wij afspreken
3. zullen wij
4. afspreken

Wat is de WG?
Wij hebben bij Harry mogen blijven slapen.

1. hebben mogen
2. hebben mogen blijven
3. hebben
4. hebben mogen blijven slapen

Wat is het WG?
Hij is vanmorgen bij mij langs geweest.

1. hij
2. hij is langs geweest
3. is
4. is geweest

Wat is het WG?
De hele club heeft met de bingo meegedaan.

1. de hele club
2. heeft
3. heeft meegedaan
4. met de bingo

Wat is het onderwerp? O
De auto staat al uren op de oprit.

1. de auto
2. de oprit
3. al uren
4. de auto staat

Wat is het onderwerp?
Morgen komen Sjaak en Frits bij ome Karel en tante Bep op bezoek.

1. morgen
2. ome Karel en tante Bep
3. komen
4. Sjaak en Frits

Wat is het onderwerp?
De podcast wordt door de jongens en meisjes opgenomen in lokaal 112.

1. de podcast
2. de jongens en de meisjes
3. lokaal 112
4. wordt opgenomen

Wat is het onderwerp?
Ik vind dit niet leuk.

1. ik vind
2. ik
3. vind
4. dit

Wat is het onderwerp?
Probeer jij maar eens die steen op te tillen.

1. probeer
2. jij
3. die steen
4. die steen jij maar eens te op probeer tillen

Wat is het lijdend voorwerp? LV
Ik heb een cadeau voor jou.

1. ik
2. heb
3. een cadeau
4. voor jou

Wat is het LV?
Ik heb deze auto van Daan gekocht.

1. ik
2. heb gekocht
3. deze auto
4. van Daan

Wat is het LV?
Brigit heeft de mop zelf bedacht.

1. Brigit
2. heeft
3. heeft bedacht
4. de mop

Wat is het LV?
Hij heeft een klap van Bob gekregen.

1. hij
2. heeft gekregen
3. een klap
4. van Bob

Wat is het LV?
Heb jij onze brief aan oma Tiny gegeven?

1. jij
2. onze brief
3. oma Tiny
4. heb gegeven