Thema kennismaken dag 7 groen

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Kennismaken.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Kennismaken.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Diapositive

toenemen
  • als iets groter wordt;
  • als iets meer wordt;
  • Zin: De regen neemt vanaf morgen toe. Het gaat dan meer regenen.
  • Zin: Het aantal leerlingen op school neemt toe. We krijgen steeds meer leerlingen op school.

Slide 2 - Diapositive

vanaf
  • dit woord gebruik je om te zeggen wanneer iets begint;
  • dit woord gebruik je om te zeggen waar iets begint.
  • Zin: Vanaf maandag begint de school.
  • Zin: Wij gaan morgen met de fiets. We vertrekken vanaf school.

Slide 3 - Diapositive

de uitspraak
  • de manier hoe je een woord zegt;
  • de manier hoe je een zin zegt;
  • zin: De uitspraak van de Nederlandse woorden is belangrijk.
  • zin: De uitspraak van sommige Nederlandse woorden is moeilijk.

Slide 4 - Diapositive

Verschillen (werkwoord)
  • betekent: anders zijn dan een ander persoon;
  • Werkwoord: ik verschil, hij verschilt, wij verschillen;
  • Zin: Alle mensen verschillen van elkaar. Wij zijn allemaal anders.

Slide 5 - Diapositive

Vandaan
  • afkomst, uit de richting van
  • Zin: Waar kom jij vandaan?
  •  Waar heb je die jurk vandaan?

Slide 6 - Diapositive

Vandaag
  • Op deze dag 
  • Zin: Vandaag is het mooi weer, morgen gaat het regenen.
    Vandaag hebben wij sport. 

Slide 7 - Diapositive

Wat betekent:
betreffen
A
waar iemand is
B
waar je naar toe gaat
C
waar de dingen staan
D
waar het over gaat

Slide 8 - Quiz

Maak de zin af:
In het weekend besteed ik de meeste tijd aan.................

Slide 9 - Question ouverte

Wat betekent
toenemen
A
als iets minder wordt
B
als iets meer wordt
C
als iets gelijk blijft

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met het woord:
de directeur

Slide 11 - Question ouverte

Als ik studeer, dan doe ik dat op deze plaats....

Slide 12 - Question ouverte

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Diapositive

Alle leerlingen moeten goed............. voor de toets!

Slide 14 - Question ouverte

... ............. vertelt elke ochtend het programma van de dag.

Slide 15 - Question ouverte

Ik ............ veel geld aan nieuwe kleding.

Slide 16 - Question ouverte

Ik hoop dat mijn geld............. en niet dat het minder wordt.

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb een vraag en dat ........... de toets. Wanneer is de toets?

Slide 18 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de directeur, toenemen, besteden, betreffen, studeren

Slide 19 - Diapositive