6.2 Het oog

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

doelen
  1. je kunt de delen van het oog beschrijven en hun functie toelichten.
  2. Je kunt de beeldvorming door ooglenzen en pupilreflex uitleggen.
  3. Je kunt uitleggen hoe het netvlies werkt en hoe je diepte ziet.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Kunnen 32: Je moet in bij alle onderdelen van het oog de juiste functie kunnen zetten.
Koppel de namen van de onderdelen van het oog aan de juiste functie.
Zorgt voor een scherp beeld op het netvlies door te veranderen van vorm.
Brengt de impuls naar de hersenen.
Bevat zintuigcellen (fotoreceptoren). Zet de prikkel om tot een impuls.
Doorzichtige beschermlaag aan de voorkant van het oog. Helpt bij breking van het licht.
Witte beschermlaag van het oog.
geeft vorm aan de oogbol, houdt het netvlies op de plaats.
regenboogvlies, bevat spieren die de grootte van de pupil regelen
Plek op het netvlies waar geen zintuigcellen liggen.
Plek op het netvlies waar de meeste kegeltjes liggen.
oogzenuw
harde oogvlies
gele vlek
netvlies
lens
hoornvlies
glasachtig lichaam
Iris 
blinde vlek

Slide 5 - Question de remorquage

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

de pupilreflex
Lichtintensiteit wijzigt: staafjes/kegeltjes in netvlies detecteren verandering →
 signaal gaat via sensorische zenuwcellen →
Schakelcellen in hersenstam verwerken dit signaal →
Motorische zenuwcellen voeren commando uit naar →
De kringspier (voor kleinere pupil bij veel licht) of radiale spieren (voor grotere pupil bij weinig licht).kst

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

beeldvorming door lenzen

Slide 10 - Diapositive

beeldvorming door lenzen

Slide 11 - Diapositive

beeldvorming door lenzen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

werking netvlies

Slide 14 - Diapositive

werking netvlies

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
lens

Slide 21 - Question de remorquage

Langs welke onderdelen schijnt het licht als het in het oog valt?  Zet ze in  de goede volgorde.
glasachtig lichaam 
lens  
hoornvlies
netvlies 

Slide 22 - Question de remorquage

Een lichtstraal valt op het oog.

Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde.

Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer

Slide 23 - Question de remorquage

Het vaatvlies zorgt voor :
A
traanvocht
B
voeding en zuurstof
C
aansturing
D
stevigheid

Slide 24 - Quiz

De lens in je oog zorgt voor
A
een kleurig beeld
B
een scherp beeld
C
het beschermen tegen stofjes
D
het afsluiten van je oog

Slide 25 - Quiz

Hoe heet de buitenste doorzichtige laag van het oog?
A
Glasachtig lichaam
B
Netvlies
C
Hoornvlies
D
Pupil

Slide 26 - Quiz

Over welk soort zenuw gaat
een impuls van oog naar hersenen?
A
gevoelszenuw
B
bewegingszenuw

Slide 27 - Quiz

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
vaatvlies
B
netvlies
C
harde oogvlies

Slide 28 - Quiz

Gele vlek
A
Het deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat en waarmee men niets kan zien.
B
Gedeelte van het netvlies, waarop voornamelijk kegeltjes zijn geconcentreerd.
C
Het doorzichtige deel van het oog dat tussen de lens en het netvlies ligt.
D
Het grootste deel van de menselijke hersenen, dat bestaat uit de linker- en rechter hersenhelft.

Slide 29 - Quiz

Je loopt van buiten naar binnen, je pupillen vergroten, hoe verloopt deze reflex?
A
impulsen gaan van je oog, naar het CZS (grote hersenen) en vervolgens naar de spiertjes rond je pupil
B
de impulsen gaan van je oog, naar het CZS (je hersenstam) en dan naar de spiertjes in rond je pupil
C
de impulsen gaan van je gevoelszenuwcellen in je oog, direct naar de bewegingszenuwcellen rond je pupil

Slide 30 - Quiz