Debatteren - Introductie

Stelling: Je moet gevaccineerd zijn om te mogen vliegen.
A
EENS
B
ONEENS
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stelling: Je moet gevaccineerd zijn om te mogen vliegen.
A
EENS
B
ONEENS

Slide 1 - Quiz

Stelling: Je moet gevaccineerd zijn om te mogen vliegen.
Je heb eens of oneens geantwoord. Geef nu aan waarom je eens of oneens bent!

Slide 2 - Question ouverte

Stelling: Alle festivals en feesten moeten t/m de zomervakantie van 2022 afgelast worden.
A
EENS
B
ONEENS

Slide 3 - Quiz

Stelling: Alle festivals en feesten moeten t/m de zomervakantie van 2022 afgelast worden. Je hebt eens of oneens geantwoord op deze stelling. Geef nu aan of je het eens of oneens bent.

Slide 4 - Question ouverte

Debatteren, wat is dat eigenlijk?

Slide 5 - Diapositive

Waarover heb jij wel eens een debat gezien?

Slide 6 - Question ouverte

Debat

  • Scherp geformuleerde stelling

  • Overtuigen jury

  • duidelijke regels

  • eindoordeel op basis van vooraf afgesproken criteria
Discussie

  • al pratend positie innemen


  • overtuigen gesprekspartner

  • geen regels

  • eindoordeel op basis van gevoel

Slide 7 - Diapositive


Het debat

Sprekers krijgen in een debat de tijd om hun mening toe te lichten. 
Het doel van een debat is om het publiek/de jury te overtuigen.
Het gaat dan niet om wie gelijk heeft, maar om wie het beste zijn mening kan onderbouwen / het overtuigendst is.

Een debat is een discussie met regels.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Doel en rollen
Een debat is een woordstrijd tussen twee partijen over een stelling.  De ene partij neemt een positief standpunt in , de andere partij neemt een negatief standpunt in  over een bepaalde mening of kwestie.

Om te debatteren moet je kunnen argumenteren!

Slide 10 - Diapositive

Je kunt:
- Je eigen standpunt kunnen verdedigen
- Het standpunt van de tegenpartij kunnen weerleggen
- Snel reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt
- Goed presenteren

Slide 11 - Diapositive

2 teams
  •  Voor en tegen
  • Ze documenteren zich over de stelling
  • Ze verzamelen zo veel mogelijk argumenten voor en tegen de stelling
  • Proberen de jury te overtuigen

Slide 12 - Diapositive

De jury
- De jury moet overtuigd worden en bepaalt wie de winnaar is van het debat.
Dit doen zij door te letten op:
de opbouw van de argumentatie
- Wat is het standpunt van beide partijen en is deze duidelijk verwoord?
- Welke argumenten zijn genoemd?
- Zijn de teams ingegaan op elkaars argumenten?
- Hebben de deelnemers zich aan de regels geouden?
en...

Slide 13 - Diapositive

en...
De inhoud van de argumenten
- Welke argumenten zijn het sterkst?
- Welke argumenten zijn weerlegd door de tegenpartij?

De presentatie van de individuele deelnemer
- Taalgebruik
- Stemgebruik
- Enthousiasme
- Oogcontact

Slide 14 - Diapositive