4M 13.7 Transplantaties en bloedtransfusies

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begintaak
Beschrijf het verschil tussen passieve immuniteit en actieve immunisatie en geef van elke een voorbeeld. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begintaak - antwoorden
Passieve immuniteit = je krijgt antistoffen binnen. Voorbeeld: de baby krijgt via moedermelk antistoffen of in het ziekenhuis krijg je een injectie met antistoffen als je heel erg ziek bent. 

Actieve immuniteit = Je lichaam maakt zelf antistoffen (EN geheugencellen). Voorbeeld: Iemand naast je niest en je raakt besmet met een ziekteverwekker waardoor je lichaam zelf antistoffen gaat aanmaken. Of je krijgt een injectie met antigenen van de ziekteverwekker om te voorkomen dat je ziek wordt. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 7 --> Transplantaties en bloedtransfusies
  • Video bloedgroepen --> 1.5 min. 
  • Video bloedgroepen en rhesusziekte --> 1.3 min. 
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bloedsomloop
13.1 Bloed
13.2 De bloedsomloop en de bloedvaten
13.3 Het hart
13.4 Hart- en vaatziekten
13.5 Weefselvloeistof en lymfe
13.6 Afweer
13.7 Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 13.7
  • Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
  • Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies  en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Orgaantransplantatie
  • Kans op orgaanafstoting: lichaam maakt antistoffen tegen (de antigenen) van donororgaan.
  • Afstotingsremmers zorgen dat witte bloedcellen minder antistoffen maken.
  • Meeste kans wanneer antigenen donor en ontvanger op elkaar lijken (familie)
Transplantatie --> vervangen van aangetast weefsel of orgaan.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions










Transplantatie --> vervangen van aangetast weefsel of orgaan.



  • Kans op afstotingsreactie (door antigenen)
  • Lichaam ziet die nieuwe antigenen als lichaamsvreemd en stoot ze af.
  • Afstotingsremmers moeten worden ingenomen.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Auto-immuun reactie
Je lichaam kan ook antistoffen gaan maken tegen je eigen eiwitten, omdat hij ze niet meer herkent --> Auto-immuunziekte 

Voorbeeld --> bij een bepaalde vorm van 
reuma herkent je lichaam de eiwitten op het 
gewrichtskapsel niet meer, en gaat
deze aanvallen --> gewrichten ontstoken.

Ook --> diabetes type 1
Bij type 1 diabetes maakt het afweersysteem de fout om eigen insulineproducerende cellen in de alvleesklier aan te vallen en te vernietigen. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4  bloedgroepen 
De antigenen (bloedfactoren) op de celmembranen bepalen
welke bloedgroep je hebt:
A, B, AB of O

De rhesusfactor is ook een antigeen, je bent + of -


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende bloedgroepen en antistoffen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De rhesusfactor...
Onze bloedcellen kunnen ook het rhesusantigeen hebben. Je bent dan Rh+. (rhesus positief)

Wanneer je geen rhesusantigenen hebt ben je Rh-. (rhesus negatief)

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De rhesusfactor...

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je lichaam maakt antistoffen tegen antigenen die jij niet hebt

  • Bloedgroep A --> maakt anti-B
  • Bloedgroep B --> maakt anti-A
  • Bloedgroep O --> maakt anti-A en anti-B
  • Bloedgroep AB --> maakt geen antistoffen
  • Rh- (negatief) --> maakt Anti-R
  • Rh+ (positief) --> maakt geen antistof tegen Rh       


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen, de patiënt kan dan doodgaan.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Om te onthouden!
Bloedgroep                Maakt de antistoffen   
A                                  Anti-B
B                                  Anti-A
AB                                Maakt geen antistoffen
O                                  Anti-A en Anti-B

Rh- (negatief)               Anti-R
Rh+ (positief)               Maakt geen antistof tegen Rh                         
Maak een aantekening hiervan!

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke antistoffen maakt een persoon met bloedgroep AB+?
A
Antistoffen tegen A en resusfactor
B
antistoffen tegen A, B en resusfactor
C
Antistoffen tegen A, B
D
geen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Thijs wil zijn bloedgroep weten.
Bij een bloedgroepentest is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B en anti-Resus).
Wat is Thijs zijn bloedgroep?
A
AB+
B
AB-
C
O+
D
O-

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B / Bloedgroep B maakt anti-A

Rh-bloed maakt anti-R / Rh+ bloed maakt geen anti-R

Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 

Bij de bloedgroepentest van Thijs is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B en anti-Resus). Thijs maakt dus zelf ook anti-A en anti-B en Anti-R.

Als je bloed NIET klontert bij anti-resus ben je Resus-negatief. Dat is Thijs. (Resus negatief bloed maakt Anti-R)

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Loes wil haar bloedgroep weten. Bij een bloedgroepbepaling gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B en anti-R.
Wat is de bloedgroep van Loes?
A
B-positief
B
B-negatief
C
A-positief
D
A-negatief

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B / Bloedgroep B maakt anti-A

Rh- bloed maakt anti-R / Rh+ bloed maakt geen anti-R

Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 


Bij de bloedgroepbepaling van Loes gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B en anti-R. Haar bloed maakt dus zelf ook anti-B en anti-R (anti-resus). Dus heeft ze bloedgroep A en is ze resus negatief.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

A-
A+
B+
B-
AB+
AB-
0+
0-
A+
A-
B+
B-
AB+
AB-
0+
0_
Opdracht Bloedgroep ontvanger
Bloedgroep DONOR

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Iemand met bloedgroep 0 heeft antistoffen tegen de bloedgroepen A en B, en kan deze dus niet ontvangen.

Slide 27 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenen met bloedgroepen?

--> Maak de LessonUp Oefenen met bloedgroepen

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk

Lezen: 13.7
Maken opdracht 1 t/m 7
opdracht bloedgroepen (als deze nog niet af is)





Herhalen en/of extra oefenen

Playlist uitlegvideo's


Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt bloedgroep A.
a) Welke antigenen heb je op je rode bloedcel?
b) Welke antistoffen heb je in je plasma?
c) Welke antigenen kun je dus niet ontvangen?
d) Van welke bloedgroepen kun je wel rode bloedcellen ontvangen?
e) Van welke bloedgroepen kun je plasma ontvangen?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions