Meervoud op en en s, en en ën

Vandaag:
Meervoud op s, en en ën

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Vandaag:
Meervoud op s, en en ën

Slide 1 - Diapositive

Enkelvoud en meervoud

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 2 - Diapositive

Meervoud

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 3 - Diapositive

1. Meervoud op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 4 - Diapositive

2. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 5 - Diapositive

3. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 6 - Diapositive

4. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 7 - Diapositive

5. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 8 - Diapositive

6. Meervoud op -ën

Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 9 - Diapositive

Wat is het meervoud van
'olifant'?
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van
'kaas'?
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van
'koekenpan'?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van
'mees'?
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van
'kip'?
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 14 - Quiz

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'voetbal'

Slide 15 - Question ouverte

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'wedstrijd'

Slide 16 - Question ouverte

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'poes'

Slide 17 - Question ouverte

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'zee'

Slide 18 - Question ouverte

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'glas'

Slide 19 - Question ouverte

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'muzieknoot'

Slide 20 - Question ouverte

Deze (bedrijf) verhuren speciale (fiets) voor (gehandicapte).
A
bedrijfen - fietsen - gehandicaptten
B
bedrijfen - fietsen - gehandicapten
C
bedrijven - fietsen - gehandicaptten
D
bedrijven - fietsen - gehandicapten

Slide 21 - Quiz

In de (huis) aan de overkant wonen (bejaarde).
A
huisen - bejaardden
B
huizen - bejaardden
C
huizen - bejaarden
D
huisen - bejaarden

Slide 22 - Quiz

Vliegende (dier) zoals (mug), (duif) en (bij) vind ik eng.
A
dieren - muggen - duifen - bijën
B
dieren - mugen- duifen - bijen
C
dieren - mugen- duiven - bijen
D
dieren - muggen - duiven - bijen

Slide 23 - Quiz

In brood zitten (vitamine), (mineraal) en (proteïne).
A
vitaminen - mineraalen - proteïnen
B
vitaminen - mineraalen - proteïnën
C
vitaminen - mineralen - proteïnen
D
vitaminen - mineralen - proteïnën

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive