WOII - Herhaling begrippen

WOII - Begrippen oefenen
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WOII - Begrippen oefenen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
- Aan het einde van deze les heb je alle begrippen herhaald d.m.v. opdrachten die worden getoetst in het SO

Slide 2 - Diapositive

Begrippen voor Het SO
Antisemitisme, Ariërs, Asmogendheden, Capitulatie, Collaboratie, Concentratiekamp, D-Day, Democratie, Economische crisis, Geallieerden, Holocaust, Inflatie, Kristallnacht, Massamedia, Nationaalsocialist, Nazi’s, NSB, NSDAP, Propaganda, Verdrag van Versailles, Verzet, Verenigde Naties

Slide 3 - Diapositive

De NSDAP staat voor...
A
Democratische Bond
B
Nationaal-Socialisten Duitsland Partij
C
Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST

Slide 4 - Quiz

Welke ideologie had Hitler?
A
Socialisme
B
Nationaalsocialisme
C
Fascisme
D
Nationaalfascisme

Slide 5 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
democratie
B
Ariërs
C
propaganda
D
nazi

Slide 6 - Quiz

Waarom werd propaganda gebruikt?
A
Om mensen te helpen met goede informatie
B
Om ideeën en invloeden te verspreiden
C
Om alleen valse informatie te geven
D
Om een ander land zwart te maken

Slide 7 - Quiz

1918/1919
1938
10 mei 1940
1929
1933
1939
Verdrag van Versailles: Duitsland kreeg straffen
Kristallnacht
Duitsland valt Nederland binnen
Hitler komt aan de macht.
Economische crisis
Begin Tweede Wereldoorlog.

Slide 8 - Question de remorquage

Zet de gebeurtenissen links in de juiste volgorde. Nummer '1' gebeurde als eerste en nummer '7' als laatste.
1
2
3
4
5
6
7
D-Day.
Begin van de economische crisis.
Einde van de Tweede Wereldoorlog
De Duitsers vallen Nederland binnen.
Het einde van de Eerste Wereldoorlog. (Verdrag van Versailles)
Hitler grijpt de macht in Duitsland.
Kristallnacht

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is antisemitisme?
A
Jodenvervolging.
B
Jodenhaat.
C
Dat een land bestuurd wordt door één persoon.
D
Mensen ongelijk behandelen vanwege hun uiterlijk.

Slide 10 - Quiz

Wat is een Ariër?
A
Zo noemde Hitler de Duitsers. Dit is het beste ras, blonde haren en blauwe ogen.
B
Dit is een ander woord voor Arabier.
C
Dit is het ras dat Hitler weg wou hebben uit Duitsland.
D
Alle mensen die in Duitsland wonen worden zo genoemd.

Slide 11 - Quiz

Sleep de landen naar de juiste bondgenootschappen

Geallieerden
Asmogendheden

Rusland
Frankrijk
Japan
Italië
Amerika
Duitsland
Groot-Brittannië

Slide 12 - Question de remorquage

Kies het juiste begrip:
De overgave van een land in oorlog heet ook wel ...
A
collaboratie
B
capitulatie

Slide 13 - Quiz

Wat betekent collaboratie?
A
samenwerking (met de Duitsers)
B
Tegenstand (tegen de Duitsers)
C
wegvoeren van Duitsers
D
bangmakerij met geweld

Slide 14 - Quiz

Een concentratiekamp is een kamp waar...
A
je je concentreert.
B
gevangenen moeten werken of worden gedood
C
mensen komen om te kijken hoe het is .

Slide 15 - Quiz

Wat is D-day
A
Direction-day
B
Decision-day
C
Demolishion-day
D
Division-day

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurde er op D-Day?
A
De Nazi's bombardeerden Rotterdam
B
De oorlog kreeg een nieuwe wending
C
Het Nederlandse leger splitste zich op
D
De Geallieerden vielen Normandie binnen

Slide 17 - Quiz

Wat is een 'democratie'?
A
Een land waarbij 1 persoon de macht heeft
B
Een land waar een kleine groep de macht heeft
C
Een land waarbij de bevolking kiest wie de macht heeft
D
Een land zonder regering

Slide 18 - Quiz

Wat is de betekenis van een economische crisis?
A
Een periode van stabiele economische omstandigheden
B
Een periode van lage werkloosheid
C
Een periode van sterke economische groei
D
Een periode waar het slecht gaat met de economie

Slide 19 - Quiz

Wat is de Holocaust?
A
Het wonen in kamp Westerbork
B
Het vervolgen en vermoorden van 6 miljoen Joden
C
Het ter werk stellen van Nederlandse jonge mannen
D
Werken in een pannenfabriek in Duitsland

Slide 20 - Quiz

Waar komt de naam "Kristallnacht" vandaan?
A
Van alle glasscherven die op straat lagen die nacht
B
Van al het kristal dat die nacht is gestolen
C
Kristall is het Duitse woord voor Joden
D
Kristall is het Duitse woord voor geweld

Slide 21 - Quiz

Gebeurtenis in november 1938 overal in Duitsland wordt geweld gepleegd tegen Joden. Hoe noemen we dit?
A
Kristallnacht
B
Zilveren Nacht
C
Kristallendagen
D
Krisnacht

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste begrip:
Middelen om informatie te verspreiden noemen we ...
A
massamedia
B
propaganda

Slide 23 - Quiz

Wat betekent NSB?
A
Nationaal Spoorwegen Bouwbesluit
B
Nederlandse Socialistische bond
C
Nationaal Socialistische Beweging
D
Nederlands Sociale Beraad

Slide 24 - Quiz

Hitler was de leider van de nationaal-socialistische partij, hoe noem je zijn aanhangers?
A
Antisemitisme
B
Dictatuur
C
Nazi's
D
Tommies

Slide 25 - Quiz

Wat is het verzet?
A
Mensen die het eens waren met de Duitsers
B
Mensen die de Duitsers tegenwerkten

Slide 26 - Quiz

Waarom zijn de Verenigde Naties opgericht?
A
Om de Joden te beschermen.
B
Om de rechten van mensen te beschermen.
C
Om de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken.
D
Om een nieuwe wereldoorlog te voorkomen.

Slide 27 - Quiz

met welke gebeurtenis eindigde de Eerste Wereldoorlog?
A
Slag om Ieper
B
Slag om Verdun
C
Vrede van Münster
D
De vrede van Versailles

Slide 28 - Quiz

Wat betekent inflatie?
A
Geld wordt minder waard
B
Schulden nemen toe
C
Geld wordt meer waard
D
Alles wordt goedkoper

Slide 29 - Quiz

Zet in de juiste volgorde.
Zet wat eerst gebeurde bovenaan.
economische crisis
de Eerste Wereldoorlog
Duitsland werd
een dictatuur
de Tweede Wereldoorlog

Slide 30 - Question de remorquage

Wanneer was het bombardement op Rotterdam?
A
10 mei 1940
B
14 mei 1940
C
14 april 1941
D
10 mei 1941

Slide 31 - Quiz