Handel 6.6 en 6.7

• Handel
• MBO
• Studiejaar 1

Afrekenen en inpakken

Hoe voel jij je vandaag?

1. 
2. 
3. 

Herhaling

Welke kassa zie je hier?

1. Computer kassa
2. Handmatige kassa

Welke kassa zie je hier?

1. Computer kassa
2. Handmatige kassa

Welke kassa is er op jouw stage?

1. Handmatige kassa
2. Computer kassa met scanner
3. Computerkassa met plu-code
4. Weet ik niet

Waarvoor wordt een kassa gebruikt?

Berekenen hoeveel geld een klant moet betalen

1. Registratiefunctie
2. Informatiefunctie
3. Rekenfunctie
4. Bestelfunctie

Geld veilig bewaren

1. Registratiefunctie
2. Bewaarfunctie
3. Controlefunctie
4. Rekenfunctie

Controleren op een eventueel kasverschil

1. Informatiefunctie
2. Bestelfunctie
3. Spaarfunctie
4. Controlefunctie

Aangeven hoeveel dagomzet er is

1. Informatiefunctie
2. Registratiefunctie
3. Controlefunctie
4. Bewaarfunctie

Bijhouden hoeveel artikelen er zijn verkocht

1. Bestelfunctei
2. Registratiefunctie
3. Informatiefunctie
4. Controlefunctie

Afrekenen en inpakken

Wat is er belangrijk als een klant gaat afrekenen?

Belangrijk bij het afrekenen

• Een klant niet te lang hoeft te wachten;
  
• Het totaalbedrag klopt;
  
• Het bedrag dat wordt betaald en het wisselgeld dat je teruggeeft klopt.
  

Fouten bij het afrekenen

• Een artikel te veel of te weinig scannen.
  
• Te veel of te weinig wisselgeld teruggeven.

Op welke manier betaal jij het liefst?

1. Pinnen
2. Contant

Pinnen

Bij sommige kassasystemen moet je het bedrag intoetsen.

Bij veel kassasystemen gaat dat automatisch.

Contant

Volg de volgende stappen:

1. Rond het bedrag af.
   
2. Ontvang het geld.
   
3. Bereken het wisselgeld.
   
4. Geef het wisselgeld.
   

Rond het volgende bedrag af:
€4,74

Rond het volgende bedrag af:
€8,68

Rond het volgende bedrag af:
€12,02

Rond het volgende bedrag af:
€4,97

Aan de slag

Maak alle opdrachten uit hoofdstuk 6

Volgende week maandag een toets over hoofdstuk 6