Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Bienvenue!
à la classe de français
Mettez-vous en groupes
Slide 1 - Diapositive
français
néerlandais
Slide 2 - Diapositive
Bienvenue
Quel jour on est aujourd'hui?
Quelle est la date d'aujourd'hui?
Quelle heure est-il?
Slide 3 - Diapositive
objectifs du cours
Luistervaardigheid: ik kan een Frans gesprek over een excursie samenvatten in mijn eigen woorden
vocabulaire: ik kan woorden die te maken hebben met reizen vertalen en gebruiken (NF en FN)
Slide 4 - Diapositive
La compétition entre les groupes
Jullie scores worden bijgehouden!
Slide 5 - Diapositive
Wie vindt als eerste ...
Luister naar het woord
Zoek de vertaling bij GL1A vocabulaire (p.32)
Weet de hele groep het?
hand gezamenlijk omhoog in stilte
Goed? 1 pnt
niet goed? -1 pnt
Slide 6 - Diapositive
à l'aéroport
à la gare
au port
sur l'autoroute
le TGV
l'avion
le train
le bateau
le jet privé
la voiture
le yacht
le car
Slide 7 - Question de remorquage
lees met je groep en overleg waar het over gaat
ex
5a
Slide 8 - Diapositive
luisteroefening
Geef n.a.v. de tekst antwoord op de volgende vragen:
1. Waar gaan Benjamin en Juliette naartoe met hun klas?
2. Met welk vervoermiddel reizen ze?
3. Vinden ze de reis allebei leuk?
1 antwoordt namens de groep:
alle 3 goed: 5 pnt
(<3 goed: 0 pnt)
Slide 9 - Diapositive
Geef n.a.v. de tekst antwoord op de volgende vragen (5 pnt): 1. Waar gaan Benjamin en Juliette naartoe met hun klas? 2. Met welk vervoermiddel reizen ze? 3. Vinden ze de reis allebei leuk?
Slide 10 - Question ouverte
Travailler en groupe
Maak een vervolg met de groepsopdracht:
maak GL chapitre 1: A, exercices 7 (met het boek is het makkelijkst!)
Tip:
schrijf alles wat jullie afspreken direct op (bijv in het boek of een gezamenlijk document)
doe alles in het Frans
gebruik de tips van opdracht 7b en d
Klaar?
maak ex. 5b en 6
leer vocabulaire A
Slide 11 - Diapositive
objectifs du cours
Luistervaardigheid: ik kan een Frans gesprek over een excursie samenvatten in mijn eigen woorden
vocabulaire: ik kan woorden die te maken hebben met reizen vertalen en gebruiken (NF en FN)