§4.1 Hoe maak je dat?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

§4.1  Hoe maak je dat?

Startopdracht: Maken opgave 1 blz. 98

Klaar: Maken 2 t/m 4

§4.1  Hoe maak je dat?

Leerdoelen 

1. Je weet wat produceren is.

2. Je weet hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.

3. Je weet wat productiekosten zijn.

4. Je kunt berekeningen maken met de kostprijs per product. 

5. Je weet welke productiesectoren er zijn.

 

Productie

- Goederen

- Diensten

Produceren

- Het maken van goederen en het leveren van diensten.

- Productiefasen:

        - Fase 1: Grondstoffen uit de natuur.

        - Fase 2: Verwerking tot een product.

- Productieketen

Juist of onjuist?
Stelling 1: Productie bestaat uit goederen en diensten.
Stelling 2: Het verwerken van cacaobonen tot cacaopoeder hoort niet thuis in de productieketen.

1. Alleen stelling 1 is juist.
2. Alleen stelling 2 is juist.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.

Steeds iets meer waard

- Bedrijfskolom

- Alleen onderdelen die iets toevoegen!

    -> Toegevoegde waarde

Hoort de consument bij de productieketen?

Aan de slag

Wat? Maken opdracht 6

Hoe? Individueel

Hulp? 4.1 nogmaals lezen -> toch lastig? Hulp vragen aan de docent

Klaar: Maken 2 t/m 5

Tijd? 4 minuten

Resultaat: Je weet hoe je de toegevoegde waarde berekend

• Toegevoegde waarde = €0,55

• Toegevoegde waarde = €0,20

• Toegevoegde waarde = €0,25

• Toegevoegde waarde = €0,65

Het maken van chips gebeurt in fasen. Zet de nummers van de volgende productiefasen in de juiste volgorde. 

1. De aardappelen worden geschild

2. De chips krijgen een smaakje.

3. De chips worden ingepakt.

4. De aardappelen worden geoogst.

5. De plakjes aardappel worden gebakken.

6. De aardappelen worden gesneden.

Ze de juiste volgorde in het antwoordveld. Zet de getallen op een rij en na elk getal een spatie ertussen.

Produceren kost geld

- Kosten voor een bakker kunnen zijn:

•        Ingrediënten 
•        Huurkosten
•        Personeelskosten
•        Energiekosten

       

= Productiekosten

Bereken de totale productiekosten die Tim in een maand heeft.

Kostprijs per product

Dus bij Tim de koerier... -> 

€789 : 500 pakketten =    -> €1,58 per product

Maken 2 t/m 14 + 18 van 4.1

Resultaat: Je hebt de lesdoelen voor deze week gehaald.

Aan de slag met 4.1

Wat? Afmaken opdrachten 2 t/m 5

Hoe? Individueel

Hulp? 4.1 nogmaals lezen -> toch lastig? Hulp vragen aan de docent

Klaar: Doorgaan met opdracht 7 t/m 18

Tijd? 15 minuten

Resultaat: Je hebt de lesdoelen voor deze week gehaald.

Leerdoelen. 

 1. Je weet wat produceren is.

 2. Je weet hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde          waarde.

 3. Je weet wat productiekosten zijn.

 4. Je kunt berekeningen maken met de kostprijs per product. (R1 t/m 6)

 5. Je weet welke productiesectoren er zijn.