Rekenen procenten STL-LS 14 dec 2023

Procenten
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Procenten

Slide 1 - Diapositive

Procenten
Als je praat over 100% dan heb je het over ALLES
Als je praat over 1 % dan  dan heb je het over 1 van de 100
Bij 5% heb je het over 5 van de 100

Je kunt op verschillende manieren procenten uitrekenen:

Manier 1. Je rekent eerst uit wat 1% is, bv 4% van 225=
1%=? Reken uit 225:100= 2,25  x 4= ..............
Of ook wel bij 1% schuift de komma 2 plaatsen naar links, dus............

Manier 2. Je maakt gebruik van een verhoudingstabel
      

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Manier 1

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

 Opdracht
Ik koop in een supermarkt  limonadesiroop. Op het etiket staat dat ik bij 1 dop limonadesiroop 8 dopjes water moet doen voor 1 glas limonade.

Hoeveel dopjes water heb ik nodig bij 8 dopjes siroop?

Slide 6 - Diapositive

Opdracht?
Lees de opdracht eerst goed en maak dan een verhoudingstabel.

8 van de 45 leeringen zijn sportief.  Er zijn 225 leerlingen. Hoeveel leerlingen zijn sportief?

Slide 7 - Diapositive

Antwoord
Van 45 naar 225
225:45=9x
dus de bovenste regel moet ook
x9      dus 72 

Dus 72 van de 225 leerlingen zijn sportief.
sportieve leerlingen
8
72
leerlingen
45
225

Slide 8 - Diapositive

Opdracht
Je koopt in de uitverkoop een stoel voor 765 euro

De stoel kostte eerst 900 euro

Hoeveel procent korting heb je gehad?

Slide 9 - Diapositive

1. Maak een verhoudingstabel
2. Vul in wat je weet
3. Je kan met 900 en 765 niet makkelijk rekenen dus er komt een 1 tussen.
4. In de onderste rij deel je 900 : 900= 1
                1  x 765 = 765 (zet boogjes)
5. Dat doe je ook met  de bovenste rij dus
      100 : 900 x 76585 %
6. Let op: 765 euro die je moet betalen is 85%  Als je de korting wil weten reken je uit 
100%- 85 % = 15 % 

Dus je hebt 15 % korting gehad!!
1.
%
100%
85
euro
900
     1
765

Slide 10 - Diapositive

Maak de volgende opdrachten
1.      Schrijf als een breuk:    50%       25%     20%        10%
2.    Jan rijdt met zijn brommer 40 km op 1 liter benzine. Hoeveel heeft hij                       nodig voor  920 km?
3.     68% van alle meisjes heeft blond haar. Er zijn totaal 25 meisjes. Hoeveel             zijn er nu blond?
4.    4 op de 30 jongens maken veel kabaal. 24 jongens maken veel kabaal.                 Hoeveel jongens zijn er totaal?
5.    Maak de volgende verhouding zo klein mogelijk -> 32 : 128


Slide 11 - Diapositive

Maak de volgende opdrachten
6.    Maak de volgende verhouding 7x groter -> 15 : 30
7.     68 van de 80 leerlingen schrijven met links. Hoeveel % is                dat?
8.    Een stofzuiger kost 90 euro. Je krijgt 20% korting. Hoeveel            kost hij nu?
9.    Je koopt een koffer voor 120 euro in de opruiming. De koffer          kostte eerst 200 euro. Hoeveel % korting heb je gekregen?

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden
vraag 1
50%= half
25%= een vierde
20%= een vijfde
10%= een tiende

Slide 13 - Diapositive

vraag 2
920:40 = 23  dus 1 x 23 = 23 liter
liter
1
km
40
920

Slide 14 - Diapositive

vraag 3
In de procent regel reken ik 100:100=1 x68
in de regel van de meisje       25:100x68= 17


%
100 %
1
68%
meisjes
25
17

Slide 15 - Diapositive

vraag 4
boven  is x 6
dus onder ook x 6
kabaal jongens
4
24
jongens
30

Slide 16 - Diapositive

Vraag 5 en vraag 6
5.  
15
105
30
210
32
16
8
1
128
64
32
4

Slide 17 - Diapositive

Vraag 7




Ik reken dus uit 100:80x68=85%
%
100
leerling
80
1
68

Slide 18 - Diapositive

Vraag 8
Manier 1 De stofzuiger kost 90 euro .
1% = 0,90     20% = 20x0,90= 18 euro 
dus hij kost  90-18 = 72 euro

Manier 2
Ik deel door 5 dus 90:5=18 euro

%
100
20
euro
90

Slide 19 - Diapositive

Vraag 9
1e manier
100:200x120=60%
dus 100-60= 40% korting

2e manier
100:200x80=40
%
100
euro
200
  1
120
%
100
euro
200
   1
80

Slide 20 - Diapositive

Leerdoelen
Je benoemt wat procenten inhouden

Je kan procenten omrekenen naar breuken en viceversa

Je past de verhoudingstabel toe


Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Carte mentale