D3 Verhoudingen herkennen en vergelijken les 2

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

Verhoudingen herkennen en gebruiken

Domein 3

Wat gaan we doen deze week?

Instaptoets  domein 3 is af?

Nieuwe theorie over 3.1 en 3.2 / examenopdrachten

Zelfstandig werken aan opdrachten. 

Instaptoets

Jullie krijgen hier 45 minuten de tijd voor. 

De resultaten worden volgende week besproken.

Wat zijn de leerdoelen?

• Je herkent verhoudingen 
• Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar. 
• Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.

Whiteboard

Welke verhouding hoort bij de afbeelding?

1. 1 rode vierkantjes :3 witte vierkantjes
2. 2 rode vierkantjes : 3 witte vierkantjes
3. 2 rode vierkantjes :5 witte vierkantjes

Wat is de verhouding
appel : banaan

1. 2:3
2. 2:5
3. 3:2

Geef de verhouding tussen de grijze vierkantjes en de groende vierkantjes. Sleep de verhouding naar het plaatje

3:5

4:5

1:5

De verhouding van het aantal blauwe mappen met het aantal zwarte mappen is
2 blauwe mappen : 4 zwart mappen. Wat is de kleinste verhouding?

1. 1 blauwe map staat tot 2 zwarte mappen
2. 1 blauwe map staat tot 3 zwarte mappen
3. kan niet kleiner

Gelijke verhoudingen

Verhoudingen worden altijd zo klein mogelijk gemaakt. Om ze vervolgens in het dagelijks leven te kunnen gebruiken, moet je ze vergroten. De verhouding blijft dan gelijk, maar de getallen zijn anders.  

Voorbeeld 

De verhouding waarmee je bent begonnen (de kleinste verhouding)is altijd terug te vinden in de verhoudingen die gelijk zijn aan deze verhouding door beide getallen te delen door hetzelfde getal. 

3 : 5

6 : 10

9 : 15

30 : 50 

1 : 3

2 : 6

3 : 9

4 : 12

5 : 15

Opgave 2 

Verbind de gelijke verhoudingen met elkaar. 

6 : 48

9 : 21

3 : 12

1 : 4 

1 : 8

3 : 7 

Noteren van verhoudingen

Als je de verhouding 1 : 7 hebt, dan betekent dat bijvoorbeeld dat je 1 deel siroop en 7 delen water in een glas schenkt om ranja te maken. In dat glas zitten dan 8 delen in totaal. 

Dit heb je nodig om verder te rekenen. 

Opdracht  

Roland mengt de kleur oranje volgend se aanwijzingen op de kaart. 

Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

Opdracht  

Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250

40 : 25

Wat is de kleinste verhouding
Rode verf : Gele verf?

Opdracht 

Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250

40 : 25

8 : 5 

Opdracht 7b

Roland mengt de kleur oranje volgend se aanwijzingen op de kaart. 

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Opdracht 7b

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml

400 : 250

Opdracht 7b

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml

400 : 250

4000 : 2500

Opdracht 7b

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Rood: 2L = 2000ml

400 : 250

4000 : 2500

2000 : 1250

Welke is het goedkoopst

Hoe kun je verhoudingen opschrijven?

Van de 4 leerlingen draagt 1 leerling een bril

1 staat tot 4

1 op 4

1 van de 4

1 : 4

(hé, dat is leuk, een breuk! letterlijk 1 op de 4

​4​​1​​

Wat betekent ... op de ....

Bij deze aanbieding krijg je 1 op de 2 gratis

"Eén op de drie is gratis."
Bij welke reclamezin past dit?

1. 3 halen, 2 betalen
2. 2 halen, 1 betalen
3. 4 halen, 3 betalen
4. 3 halen, 3 betalen

Je maakte 30 opgaven.
Hoeveel oefeningen heb je fout gemaakt
als één op de 10 fout was?

1 op de 10....

Van elke 10 sommen had je er 1 fout.

Je maakte 30 sommen (3 x 10)  dus je maakte 3 fouten.

1. 10
2. 3
3. 1
4. 0

Stap voor stap

1. Wat staat er nu echt?

2. Zet in een verhoudingstabel

3 In welke tafel zitten de getallen?

Witte broden

2

Bruine broden

3

Totaal aantal broden

5

750

Aantal witte broden	2
Aantal bruine broden	3
Totaal aantal broden	5	750

Maak een verhoudingstabel!

                         

         Hoeveel x 5 is 750? 

oftewel: 750 : 5 = 150, want 5 x 150 = 750

Wat ik onder doe moet ik er boven ook doen, DUS.....

1. A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
2. A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
3. A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
4. A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.

DOEN

1. Maak 5.4 t/m 5.6  

2. Schrijf de vragen op die je heb over de stof  
voor de volgende les

3. Volgende week oefentoets en toets!

Veel succes!

--                                  

vragen?

Vragen?

Voor het einde van de les

Maak opdracht 12 en 13

Opdracht 12a 

Brian gaat een vloer van 24 m2 egaliseren.

Hoeveel zakken Vloervlak Egalisatie heeft hij nodig?

Opdracht 12a

 vloer van 24 m2 ?

1 zak = 3 m2 

10 zakken = 30 m2 

28 zakken = 24 m2 

Opdracht 12b 

Louis gebruikt 90 kg Vloervlak Egalisatie.

Hoeveel m2 vloer heeft hij geëgaliseerd?

Opdracht 12b 

Louis gebruikt 90 kg

1 zak is 20 kg  

5 zakken is 100 kg

Opdracht 12b 

Louis gebruikt 90 kg

1 zak is 20 kg  

5 zakken is 100 kg

4,5 zakken zou 90 kg zijn.

Je kan alleen geen halve zakken kopen. 

Opdracht 13

https://apps.noordhoff.nl/se/content/theme/4932d4ea-bf2f-4813-9b15-e607b706b90e/contentUnit/f72d4a8c-b2b0-45d3-9cf6-2e67003cad71 

Voor volgende les

Maken: Alle opdrachten van 3.1 verhoudingen herkennen 

Wat gaan we volgende week doen: 

3.2 Rekenen met verhoudingstabellen