Fictie - literaire begrippen - klas 3

Fictie - les 1
timer
10:00
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Fictie - les 1
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie - literaire begrippen
• Ik ken het verschil tussen fictie en non-fictie.
• Ik ken het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie.
• Ik weet wat hoofd- en bijpersonen zijn.
NIEUW:
• Ik weet wat vertelde tijd/verteltijd is.
• Ik weet wat chronologie/flashbacks inhouden (paragraaf 1.1).
• Ik weet hoe ik de titel van een boek kan verklaren.
• Ik weet welke rol ruimte in een boek kan vervullen (paragraaf 3.1).

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie - Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen
realistische en non-realistische fictie?

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is je favoriete genre bij fictie?

Slide 7 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen hoofd- en bijpersonages?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bekende hoofdpersonen
ken je? (film mag ook)

Slide 10 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bekende bijpersonen
ken je? (film mag ook)

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:

- In welk tijdperk speelt een verhaal zich af?

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdperk
Als je wilt bepalen in welk tijdperk jouw verhaal speelt, kijk je naar de volgende punten:
  • wordt er een jaartal genoemd (niet jaar van uitgave van het boek);
  • worden er historische gebeurtenissen of personen genoemd;
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding die bij een tijd horen;
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verteltijd en vertelde tijd
  • De verteltijd is de tijd die de schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen en de lezer om het te lezen.
  • Je drukt de verteltijd uit in woorden, pagina’s of gemiddelde tijd in minuten.
  • De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren…).

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Effecten van verteltijd/vertelde tijd
  • verteltijd > vertelde tijd: vertraging (uitgebreid vertellen)
    10 pagina's over 3 minuten
  • verteltijd < vertelde tijd: versnelling (samenvatten)
    1 pagina over 3 jaar
  • verteltijd = vertelde tijd: scène (dialogen bv.) 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de verteltijd?
A
De tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
De tijd die het duurt om het verhaal te vertellen.
C
Fragment waarin een personage vertelt.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdsvolgorde
Volgorde van vertellen:

  • chronologisch: de gebeurtenissen worden beschreven in de      volgorde waarin ze gebeurd zijn;
  • niet-chronologisch: tijdssprongen > flashback en flash           forward

Slide 19 - Diapositive

Mulisch, De aanslag: chronologisch 
Vertelde tijd
Verteltijd
Chronologisch
Niet-chronologisch
Flashback
Flash forward
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
Leestijd.
Op volgorde van tijd
"overmorgen-vandaag-morgen"
Terugblik
Vooruitblik

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Werk uit hoe het in jouw boek is gesteld met:

  • personages (punt 3 van de speeddates)
  • tijd (punt 4 van de speeddates)

Lees de opdracht nog eens goed door in de studiewijzer.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie - les 2
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie - literaire begrippen
• Ik ken het verschil tussen fictie en non-fictie.
• Ik ken het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie.
• Ik weet wat hoofd- en bijpersonen zijn.
NIEUW:
• Ik weet wat vertelde tijd/verteltijd is.
• Ik weet wat chronologie/flashbacks inhouden (paragraaf 1.1).
• Ik weet hoe ik de titel van een boek kan verklaren.
• Ik weet welke rol ruimte in een boek kan vervullen (paragraaf 3.1).

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Titelverklaring
Een titelverklaring is iets zinnigs zeggen over te titel van een boek. 
De titel heeft vaak iets met het thema te maken.

De titel kan naar een persoon verwijzen, de belangrijkste plaats
gebeurtenis of onderwerp uit het verhaal.

Ook de kaft heeft die functie, naast het trekken van je aandacht 
om het boek te gaan lezen.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verklaar de titel

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ruimte
Een schrijver beschrijft ruimtes omdat dit een functie heeft in het verhaal, bijvoorbeeld om gebeurtenissen te omschrijven of om een bepaalde sfeer weer te geven.

Een ruimtebeschrijving kan ook spanning creëren doordat het juist "contrasteert" met de beschreven gebeurtenissen. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden:
Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, een ambulance voor de deur.
Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou. 
Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect, jongerencultuur. 


Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt ruimte hier gebruikt?

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Werk uit hoe het in jouw boek is gesteld met:

  • ruimte (punt 5 van de speeddates)
  • kaft en titel (punt 6 van de speeddates)

Lees de opdracht nog eens goed door in de studiewijzer.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fictie - les 3
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Speeddates 1e les na vakantie
  1. Samenvatten (2 x 2 min.)
  2. Beoordelen  (2 x 2 min.)
  3. Personages (2 x 2 min.)
  4. Tijd (2 x 2 min.)

  9.  Eerste bladzijde lezen van de ander (1 x 2 min.)
  Twee minuten ruilen van persoon.
                                       Inleveren voorbereiding opdrachten Magister.
5. Ruimte (2 x 2 min.)
6. Kaft & titel (2 x 2 min.)
7. Voorbereide vragen (2 x 2 min.)
8. Liedje (2 x 2 min.)

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions