Intro en 3.1 Leven op het platteland

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

De Romeinen en het Christendom

• Christenen weigeren om de keizer en goden te vereren.
• Christenen werden vervolgd. 
• Onder keizer Constantijn stond het christendom toe.
• Andere godsdiensten werden verboden.

Waarom zou de Romeinse keizer het Christendom tot staatsgodsdienst maken?

1. Meer geld van de Katholieke Kerk krijgen.
2. Meer macht, de meeste Romeinen waren christen geworden. Dan luisteren ze sneller.
3. De Romeinen stopte met geloven in meerdere goden.
4. Het Romeinse leger was volledig christen geworden.

Aan de slag:

Welke stof? Paragraaf 4: Het Christendom ontstaat

Waar vind je het? Op bladzijde 97 tot 100

Welke opgaven? Opgave 1 t/m 7

Niet af? Rest van de paragraaf is huiswerk. Er komen dus extra opgaven bij.

Hoofdstuk 3:

Kastelen, kloosters en steden (Oriëntatie)

Na deze les weet je...

- Wanneer de middeleeuwen waren.

- 3 redenen waardoor het Romeinse Rijk uiteenviel en nieuwe koninkrijken ontstonden.

- Welke geloven belangrijk waren (Werkboek).

Dit hoofdstuk gaat over de middeleeuwen: een periode van duizend jaar tussen 500 en 1500.

Tijdvak 3

• Tijd van monniken en ridders
• 500 - 1000
• Vroege middeleeuwen

Je kunt drie redenen noemen waardoor het Romeinse Rijk uiteenviel en nieuwe koninkrijken ontstonden. 

Het einde van het Romeinse Rijk

Oorzaken van het verval:

• Volksverhuizingen bedreigen de grenzen.

• Romeinse leger was zwak.

• Slecht bestuur van het Rijk en steeds verschillende keizers die geen controle kregen over het gebied.

• Plunderingen van verschillende volkeren.
  

Volksverhuizingen:

• Volkeren vluchtten voor de Hunnen en andere volkeren.
  
• Nieuwe volkeren komen op deze plekken te wonen.
  
• Deze grote verplaatsing van Germaanse volkeren door het Romeinse Rijk, noemen we de volksverhuizingen.

476 na chr. het einde

3.1 De ontdekkingsplaat

Afmaken en huiswerk:

Alle opgaven van 2.4 t/m de opgave van samenvatten.

Dit is dus pagina 97 t/m 103. 

Aan het werk

• Lees paragraaf 1 (bladzijde 124 + 125).
• Maak de oriëntatie
• Maak par 3.1: vraag 1 t/m 4 op bladzijde 127.