Jullie hoeven geen vinger op te steken als je een antwoord weet. Ik geef een willekeurige leerling uit de klas de beurt. Let op iedereen doet mee en kan gevraagd worden om een antwoord te geven!
Een vinger steek je op als je een mededeling wilt geven, niet om een antwoord op de vraag te geven!
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
Vinger opsteken
Jullie hoeven geen vinger op te steken als je een antwoord weet. Ik geef een willekeurige leerling uit de klas de beurt. Let op iedereen doet mee en kan gevraagd worden om een antwoord te geven!
Een vinger steek je op als je een mededeling wilt geven, niet om een antwoord op de vraag te geven!
Slide 1 - Diapositive
3.5 Een rijk, twee keizers.
Slide 2 - Diapositive
Wat weten we nog van het geloof in het Romeinse Rijk?
Wat weten we nog van het bestuur van het Romeinse Rijk?
Slide 3 - Diapositive
Waarom konden de Romeinen het goed vinden met de joden?
A
Weinig mensen waren joods, dus geen bedreiging.
B
Dit is niet waar, Romeinen haatten joden.
C
Joden hielpen de Romeinen met besturen.
D
Het jodendom was een polytheïstische godsdienst.
Slide 4 - Quiz
Waarom vormden de joden geen bedreiging voor de Romeinen?
A
De joden konden niet lezen en schrijven.
B
De joden hadden geen ervaring met vechten.
C
De joden vormden juist wél een bedreiging voor de Romeinen.
D
Mensen konden niet 'zomaar' joods worden. Er waren maar weinig joden.
Slide 5 - Quiz
Waarom was het christendom zo aantrekkelijk voor mensen? Kies het beste antwoord.
A
Jezus was een aardige kerel. Hij was the life of the party.
B
Als je christen werd, ging je sowieso naar de Hemel.
Vegetariërs vonden dieroffers vervelend. Christenen hoefden dat niet.
Slide 6 - Quiz
Romeinen vonden de christenen maar vreemd. Ze probeerden de christenen overal de schuld van te geven. Ze deden zelfs aan christenvervolgingen. Waarom had dat weinig effect?
A
Christenen geloofden in een beter leven na de dood, dus doodgaan was niet erg.
B
Christenen waren vechtersbazen, ze konden een leeuw wel aan.
C
Christenen spanden rechtszaken aan tegen de Romeinen.
D
Christenen hielpen de Romeinen juist met het oppakken van joden.
Slide 7 - Quiz
Wie tolereerde het christendom binnen het Romeinse Rijk voor het eerst?
A
Keizer Caesar in 313.
B
Keizer Constantijn in 313.
C
Keizer Nero in 313.
D
Keizer Augustus in 313.
Slide 8 - Quiz
Wie maakte het christendom in 391 tot het officiële geloof van het Romeinse Rijk?
A
Keizer Nero
B
Keizer Augustus
C
Keizer Constantijn
D
Keizer Theodosius I
Slide 9 - Quiz
Eerst hadden alleen belangrijke, rijke mannen de macht in het Romeinse Rijk. Ze werden jaarlijks gekozen.
A
Dat waren consuls.
B
Dat waren volkstribunen.
C
Dat waren plebejers.
D
Dat waren keizers.
Slide 10 - Quiz
Volkstribunen
Slide 11 - Carte mentale
Generaals grepen door de chaos van consuls, de senaat en volkstribunen de macht. Hoe?
A
Generaals werden consuls.
B
Generaals werden volkstribunen.
C
Generaals hadden een groot leger. En leger is macht.
D
Generaals voerden oorlog tegen het buitenland.
Slide 12 - Quiz
Wat weet je over de zoon van Caesar: Augustus?
Slide 13 - Carte mentale
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waarom het Romeinse rijk splitste in twee verschillende delen.
Je kunt drie oorzaken noemen waarom het West-Romeinse Rijk uiteenviel.
Slide 14 - Diapositive
Het gaat slechter met het Romeinse Rijk
Geen kleine plunderingen, maar grote aanvallen van de Germanen (in het Noorden)
Leger kostte klauwen vol met geld!
Slide 15 - Diapositive
Het leger wordt te duur
Tussen 235 en 284 maar liefst 50 verschillende keizers!
Er moeten meer soldaten komen.
Germanen kregen geld voor vrede.
Slide 16 - Diapositive
Bestuur gaat niet goed!
Keizer Diocletianus en keizer Constantijn stopten dit!
Meer belasting innen voor het leger -> meer ambtenaren.
Oost- en West-Romeinse Rijk
Slide 17 - Diapositive
Van open naar gesloten
Noordgrens was eerst open: handel.
Bescherming: forten op belangrijke plaatsen
Bedreiging: eropaf!
Werkte niet...
Slide 18 - Diapositive
Het einde van het Romeinse Rijk
Volksverhuizingen: Germanen drongen vanaf de 3e eeuw vaker het rijk binnen.
Vernieling steden en vorming kleine dorpjes.
In 476 zet Odoaker de laatste West-Romeinse keizer af.
Slide 19 - Diapositive
En dan beginnen de middeleeuwen
Maar volgende les eerst over een nieuwe opkomende godsdienst in het Romeinse rijk!
Slide 20 - Diapositive
We doen even een korte check!
Daarna ga je aan de slag met werkboekopdrachten.
Slide 21 - Diapositive
Wat is geen oorzaak voor het splitsen van het Romeinse Rijk?
A
Het leger kon het enorme Rijk niet meer goed verdedigen.
B
Mensen wilden niet meer in het leger.
C
De Germanen pleegden grote invasies.
D
Door allerlei epidemieën was de welvaart weg.
Slide 22 - Quiz
Waarom had het Romeinse Rijk een geldprobleem? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Het leger kostte zoveel geld dat er eigenlijk niet genoeg geld was.
B
De handel ging slecht.
C
Er bestond in deze tijd nog geen geld.
D
De Romeinen betaalden veel geld aan Germanen om niet aan te vallen.
Slide 23 - Quiz
Keizer Diocletianus en keizer Constantijn probeerden de (geld)problemen op te lossen. Hoe?
A
Het te grote rijk wordt opgedeeld. Dan is het beter te besturen.
B
Ze probeerden dictators af te zetten.
C
Iedereen moest belasting gaan betalen -> geld voor het leger.
D
Ze werden zelf legeraanvoerder en beschermden het Rijk beter.
Slide 24 - Quiz
Waardoor hield het West-Romeinse Rijk uiteindelijk op te bestaan?
A
De grens werd niet goed beschermd.
B
Volksverhuizingen
C
Er was niet genoeg geld voor een goed leger.
D
Keizers volgden elkaar zo snel op dat er geen goed bestuur was.
Slide 25 - Quiz
Leg 1 oorzaak van het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk in je eigen woorden uit.
Slide 26 - Question ouverte
Leg uit welke oorzaken er waren dat het Romeinse Rijk uiteenviel in het West- en Oost-Romeinse Rijk.
Slide 27 - Question ouverte
Leg uit hoe het West-Romeinse Rijk uiteenviel.
Slide 28 - Question ouverte
Zelf aan de slag
Hoofdstuk 3 - paragraaf 3.5: een rijk, twee keizers. Zowel het werkboek als tekstboek!
In tweetallen of drietallen
Oorzaak en gevolg op zoeken in de tekst
Markeer de oorzaken en gevolgen in verschillende kleuren.