2TL ét. 6 - passé composé met être 2

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Passé composé

Extra oefenen!

Wat weet je nog van de passé composé?

De passé composé

In het Nederlands heet het de VTT. 

1. Je maakt de passé composé door het rijtje avoir of être te gebruiken met daarachter een voltooid deelwoord.
2. Je maakt het voltooid deelwoord door -ER van het werkwoord te halen en een -É in de plaats te zetten.
3. Als je het rijtje van être hebt gebruikt, krijgt het voltooid deelwoord een uitgang (e, s of es).

Wat moet je doen?

In de komende dia's ga je de passé composé nog een keer oefenen. Je schrijft steeds alle personen op een aparte regel (zie de volgende dia). Het hulpwerkwoord dat je nodig hebt is al gegeven.

je

tu

il

elle

nous

vous

ils

elles

parler (avoir)

het 

goede

antwoord

j'ai parlé

tu as parlé

il a parlé

elle a parlé

nous avons parlé

vous avez parlé

ils ont parlé

elles ont parlé

habiter (avoir)

het 

goede

antwoord

j'ai habité

tu as habité

il a habité

elle a habité

nous avons habité

vous avez habité

ils ont habité

elles ont habité

tomber (être)

het 

goede

antwoord

je suis tombé(e)

tu es tombé(e)

il est tombé

elle est tombée

nous sommes tombé(e)s

vous êtes tombé(e)(s)

ils sont tombés

elles sont tombées

Maar hoe dan?

Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt tombé steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.

?!

rentrer (être)

het 

goede

antwoord

je suis rentré(e)

tu es rentré(e)

il est rentré 

elle est rentrée

nous sommes rentré(e)s

vous êtes rentré(e)(s)

ils sont rentrés

elles sont rentrées

Wacht even

Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt rentré steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.

?!

arriver (être)

het 

goede

antwoord

je suis arrivé(e)

tu es arrivé(e)

il est arrivé 

elle est arrivée

nous sommes arrivé(e)s

vous êtes arrivé(e)(s)

ils sont arrivés

elles sont arrivées

Hoe zat het ook weer

Omdat être nu je hulpwerkwoord is, krijgt arrivé steeds een uitgang. Een e als het vrouwelijk is, een s als het meervoud is, haakjes als je het niet weet.

?!

donner (avoir)

het 

goede

antwoord

j'ai donné

tu as donné

il a donné

elle a donné

nous avons donné

vous avez donné

ils ont donné

elles ont donné

Huh

Nu is het hulpwerkwoord weer avoir. Daarom krijgt donné geen uitgang, want dat is alleen als het hulpwerkwoord être is.

?!

trouver (avoir)

monter (être)

chercher (avoir)

aller (être)

Wat heb je vandaag geleerd?

Wat vind je nog lastig?