Katheteriseren

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma vandaag
  • Herhalen zwachtelen en wondzorg
  • Theorie Katheteriseren, blaasspoelen, laxeren
  • Oefenen katheteriseren, blaasspoelen, insteekopening       suprapub verzorgen, urine afnemen voor onderzoek/ urinekweek afnemen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met stressincontinentie?
A
Het onregelmatig verliezen van kleine hoeveelheden urine ten gevolge van een overvolle blaas.
B
Het verliezen van urine door verslapping van de bekkenbodemspieren, waardoor men urine verliest bij bijvoorbeeld hoesten en niezen
C
Het verlies van controle over de blaasspieren door veroudering.
D
Het verliezen van urine, omdat de zorgvrager moeilijk bij het toilet kan komen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welke vorm van incontinentie is sprake als een hevige aandrang tot plassen bestaat en de zorgvrager moet direct naar de wc, omdat ze anders urine verliest.
A
Druppelincontinentie
B
Reflexincontinentie
C
Urge-incontinentie
D
Stressincontinentie

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welke vorm van incontinentie is sprake als een zorgvrager wel urine op kan houden, maar bij een normale vulling van de blaas wel plast, zonder op de wc te zitten?
A
Druppelincontinentie
B
Reflexincontinentie
C
Urge-incontinentie
D
Stressincontinentie

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van welke vorm van incontinentie is sprake als iemand voortdurend druppelsgewijs urine verliest?
A
Druppelincontinentie
B
Volledige incontinentie
C
Reflexincontinentie
D
Stressincontinentie

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN indicatie voor het plaatsen van een verblijfskatheter
A
Niet meer zelf kunnen urineren door aandoening aan zenuwstelsel
B
Opvangen van urine die steriel moet zijn voor een kweek
C
Terminale zorgvrager die niet meer in staat is om gebruik te maken van urinaal, po of toilet
D
Ernstige, niet genezende wonden bij een zorgvrager die incontinent is

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoelang mag een urineopvangzak gebruikt worden
A
Maximaal 1 week
B
Zolang de zak niet lekt of ruikt, kan die in gebruik blijven
C
Max. 24 uur
D
Maximaal een week, als er een aftapkraantje op de zak zit.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan er ontstaan wanneer je onhygiënisch werkt bij de verzorging van een blaaskatheter?
A
Blaasontsteking
B
Lekkage
C
Blaaskrampen
D
Nierstenen

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan bij een zorgvrager die een katheter heeft, wijzen op een urineweginfectie?
A
Bloed in de urine
B
Pijn in de zij of boven de blaas
C
Troebele urine
D
Alle bovengenoemde punten kunnen wijzen op een urineweginfectie

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een cliënt heeft een katheter en klaagt over pijn in de rug. Wat kan er aan de hand zijn en waar begin je mee?
A
Katheter kan niet goed zitten, waardoor controle plaats moet vinden van de hoeveelheid vloeistof in het fixatieballonnetje.
B
Rekening houden met een eventuele blaasontsteking en temperatuur opnemen op verschillende momenten van de dag en een vochtbalans aanleggen.
C
Urinekweek en temperatuur opnemen in verband met eventuele ontsteking.
D
Katheter zit niet goed en het ballonnetje is leeggelopen, waardoor de vloeistof in de blaas zit en een ontsteking veroorzaakt.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij informeert meneer Chloss over het inbrengen van een katheter. Wat vertel je onder andere?
A
Het inbrengen van een katheter is op zich niet pijnlijk door de verdovende gelei.
B
Als de katheter is ingebracht, blijft deze minimaal 10 dagen zitten.
C
De katheter wordt gefixeerd met pleisters.
D
Na het inbrengen heeft meneer bedrust omdat het opvangzakje aan het bed opgehangen wordt.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat verstaat men onder een opstijgende infectie bij een blaaskatheter?
A
Een blaasontsteking die ontstaat door onsteriel werken waardoor bacteriën langs de katheter binnenkomen.
B
Een bacteriële infectie die littekenweefsel veroorzaakt in ureter en nieren, waardoor stuwing kan ontstaan.
C
Een bacteriële infectie door een (onopgemerkte) blaasontsteking die via de ureter opstijgt naar de nieren, waardoor een nierbekkenontsteking kan ontstaan.
D
Hoge koorts en een niet te behandelen ontsteking.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de opdrachtverstrekking voor een blaaskatheter wordt altijd Charrière genoemd. Wat is dit?
A
De lengte van de katheter
B
De doorsnede/dikte van de katheter
C
De inhoud van de ballon
D
Het materiaal waarvan de katheter is vervaardigd

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een zorgvrager moet een suprapubische katheter verwisseld worden. Wie mag dit doen? 
A
De verzorgende, de verpleegkundige en de arts
B
Poliklinisch door uroloog in ziekenhuis
C
De verpleegkundige en de arts
D
De arts

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sinds enige tijd heeft Mike last van een te grote prostaat. Het valt je op dat hij een steeds dikkere buik krijgt en dat hij vaak naar de wc gaat. Als je vraagt hoe het plassen gaat, zegt hij dat hij steeds hele kleine beetjes plast, maar dat hij het gevoel blijft houden dat hij moet plassen. 
Waar kan dit op wijzen?
A
Urineretentie
B
Incontinentie van urine 
C
Ontsteking van de nieren
D
Nierstenen 

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan een reden zijn om een cliënt/zorgvrager eenmalig te katheteriseren?
A
Chronische blaasincontinentie
B
Ondergaan hebben van een grote buikoperatie
C
Urine opvangen voor onderzoek
D
Nierstenen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan een reden zijn om een cliënt/zorgvrager een verblijfskatheter te geven?
A
Chronische blaasincontinentie
B
Urineretentie
C
Urine opvangen voor onderzoek
D
Nierstenen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder staan een aantal punten waar je rekening mee houdt bij katheteriseren. 
Geef aan welk punt het belangrijkst is bij het inbrengen van een blaaskatheter?
A
Dat er snel gewerkt wordt
B
Dat er hygiënisch en steriel gewerkt wordt 
C
Dat er kostenbewust gehandeld wordt 
D
Dat er milieubewust gehandeld wordt 

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij Jan is een suprapubische katheter ingebracht. Een suprapubische katheter is een katheter die ……
A
Via de buikwand direct in de blaas wordt geplaatst
B
Via de urinebuis wordt ingebracht
C
Door middel van een soort condoom zorgt voor de afvoer van urine
D
Enkele malen per dag ingebracht wordt (eenmalig katheteriseren)

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een van de voordelen van een suprapubische katheter boven een gewone verblijfskatheter? 
A
Minder kans op het optreden van blaaskrampen en blaasstenen
B
Minder kans op urineweginfecties
C
Geen kans op lekken
D
De katheter zit beter vast dan een gewone verblijfskatheter

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een suprabubische katheter wordt geplaatst bij een volle blaas?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een belangrijk zorgaspect dat dagelijks terugkomt bij een suprapubische katheter?
A
Opletten op lekkage van ontlasting uit de plaats waar deze uit de buik komt
B
De plaats waar deze de buik ingaat dagelijks schoonhouden en observatie van de huid in dat gebied
C
Huid rondom de insteekopening desinfecteren en incontinentiemateriaal aanleggen
D
Wondzorg voor rode wonden toepassen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens het blaasspoelen klaagt Timo over blaaskrampen. Wat kan hier een oorzaak van zijn?
A
De spoelvloeistof is te snel ingelopen.
B
De spoelvloeistof zit te lang in de blaas.
C
De spoelvloeistof vermengt zich met het blaasgruis.
D
Dit wijst nergens op. Het is normaal bij blaasspoelen.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom moet blaasspoelvloeistof op lichaamstemperatuur zijn?
A
Door de koude ontstaat blaaskrampen
B
Door de koude wordt de kans op infectie die opstijgt naar de nieren vergroot.
C
Door koude ontstaat sediment en gruis.
D
Door de koude houdt de cliënt pijn in buik en rug.

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij Viola moet de blaas gespoeld worden omdat ze nogal wat last heeft van gruisvorming. De arts schrijft een speciale vloeistof voor. Jij moet haar blaas gaan spoelen. 
Voordat je kunt beginnen, zet je alles klaar. Waar let je op?
A
De hoeveelheid spoelvloeistof moet tenminste 1 liter zijn.
B
De katheter wordt voor het spoelen een uur afgeklemd. 
C
De spoelvloeistof moet op lichaamstemperatuur zijn.
D
Alle bovengenoemde punten zijn juist.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je spoelt bij meneer Thoma de blaas. Je hebt de speciale vloeistof in laten lopen en je hebt de katheter afgeklemd. Meneer krijgt ineens last van blaaskrampen. Waar wijst dit zeer waarschijnlijk op?
A
De spoelvloeistof is te langzaam ingelopen.
B
De spoelvloeistof zit te lang in de blaas.
C
De spoelvloeistof is te koud geweest bij het inbrengen.
D
Dit wijst nergens op. Het is normaal bij blaasspoelen.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een blaaskatheter die goed doorgankelijk is, hoeft niet gespoeld te worden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij ACT zwachtelen gebruik je de volgende zwachtels:
A
met lange rek
B
met korte rek
C
maakt niet uit
D
geen van beide

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een contra-indicatie voor zwachtelen?
A
Vasculaire insufficiëntie
B
Arteriële insufficiëntie
C
Cardiale insufficiëntie
D
Pulmonale insufficiëntie

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN complicaties bij het aanleggen van zwachtels?
A
Irritatie van de huid
B
Pijnklachten
C
Verkleuringen van de tenen
D
Allergische reactie

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

compressie zwachtelen bij een mobiel iemand doe je met......
A
lange rek zwachtel
B
korte rek zwachtel

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat moet je NIET doen bij het verzorgen van een rode wond
A
Wondbodem vochtig houden
B
Wondbodem reinigen
C
Wondbodem beschermen tegen beschadigingen
D
Zorgen dat het verband niet vastkleeft

Slide 33 - Quiz

In principe hoef je de wondbodem van een rode wond niet te reinigen >> het granulatieweefsel op de wondbodem van een rode wond is een gezonde bodem die je niet wilt "verstoren".
Je mag wonden spoelen met kraanwater
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke van onderstaande wonden zijn chronische wonden?
A
Open been
B
Diabetisch wond
C
Decubitus
D
Operatiewond

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor soort wond is een skin tear?
A
Een scheurwond
B
Een steekwond
C
Een schaafwond
D
Een snijwond

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gele wond is altijd geïnfecteerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mr. Veenstra heeft een grote wond op zijn bil. De wond is voor het grootste deel rood, maar er zitten een paar gele plekken in en een zwart plekje.
Hoe behandel je deze wond?
A
Als een gele wond?
B
Als een rode wond?
C
Als een geel/rode wond?
D
Als een zwarte wond?

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen chronische wond?
A
Decubitus wond
B
Vochtletsel
C
Brandwond
D
Diabetische wond

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

een acute wond is
A
een wond die slecht wil genezen dus acute zorg nodig heeft
B
een wond die geneest op normale wijze
C
een wond die door een ongeval is ontstaan
D
een wond in de acute fase

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het wondbed van een gele wond is bedekt met een gele laag die dik of half vloeibaar en soms taai is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zolang er necrotisch weefsel in de wond is, kan de wond niet helen
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor wond is dit?
A
Rode wond
B
Zwarte wond
C
Gele wond
D
Combinatie van alle 3

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling:
Als iemand een wond heeft aan het onderbeen mag je deze niet zwachtelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe voorkom je een contractuur tijdens het zwachtelen?
A
Door te zorgen dat de tenen niet blauw worden
B
Door goed te polsteren
C
Door de voet in 90 graden te houden
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zijn er nog vragen?????

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions