Spaans leerjaar 2 week 21 2021

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 2

Examen Schrijven op school P8 in toetsweek

Voorbereiding examen Schrijven 

Je krijgt 2 verschillende opdrachten.

Wat moet je opleveren?

2  Uitwerkingsformulieren. 

De eerste is een formulier dat op een mededelingenbord wordt opgehangen.(anuncio)

De tweede is een checklijst (lista de comprobación)

Wat is belangrijk te weten....

Hoe vul je een datum in?

Fecha.................................

Hoe vul je een tijd in?

Tiempo.............................

Hoe vul je een plaats in?

Lugar.................................

Hoe vul je een adres in?

Dirección..........................

Fecha: El 20 de Abril del 2021

Tiempo: A las 10.00 horas

Lugar: Rotterdam

Dirección: C/Waalhaven ZZ 16

Klik op de link in de app en maak de oefening.

https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=mTJVU2F0fEuzjaeKzdnIPgvTVHg2hjhPinCWDQ3fgQJURDRCN1Y1WjUxOEoyQkdPTFo4NjFORE43Vy4u

De uitwerking..

Fecha: el 18 de junio de 2020

Tiempo inicio: a las 9.00 horas

Tiempo final: a las 15.00 horas

Comentarios:

Todavia no he hecho las ofertas

No he terminado las ofertas 

Por favor ¿lo puedes hacer tu?

Metas profesionales 3

Y la familia,  ¿qué tal?

Tekstboek blz 32

2 Carmencita

d. Bekijk het schema. Welke woorden hebben een mannelijke en een vrouwelijke vorm?

Wat betekenen su en sus in de voorbeeldzinnen?

      

en CorViaedEC

• Correo
• Viajar
• Turismo
• Paraguay
• Red
• Empresa
• Cocinero
• Ruso

¿Cuántos empleados tiene ...........empresa, Sr. Álvarez?
Hoeveel werknemers heeft uw bedrijf, Sr. Álvarez?

1. Tu
2. Su
3. Sus

Señor López, ¿cuál es ...................dirección?

meneer Lopez, wat is uw adres?

1. Su
2. Sus
3. vuestra

Antonio, tú trabajas en Endesa, ¿no?
¿Cuál es ..............................correo electrónico?
Antonio, jij werkt bij Endesa, toch? Wat is jouw email adres?

1. Mi
2. Tu
3. Nuestro

Esta es ......................tarjeta y aqui tienes .........................correo electronico.
Hier is mijn kaartje en dit is mijn email adres.

1. Mi / Mi
2. Tu / Tu
3. Su / Su

Señores Rodriguez, ¿como se llama ........................hija?
mevrouw en meneer Rodriguez, hoe heet uw dochter?

1. Su
2. Tu
3. Vuestra

.....................hija se llama Andrea.
Onze dochter heet Andrea

1. Su
2. Tu
3. Nuestra

¿Tienes una foto de .................... abuelos?
Heb je een foto van jouw opa en oma?

1. Tus
2. su
3. Vuestro