Oncologie 1

Leerjaar 3, Module Oncologie
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
ApotheekMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leerjaar 3, Module Oncologie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Risicofactoren

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een mammacarcinoom?
A
Baarmoederhalskanker
B
Longkanker
C
Borstkanker
D
Prostaatkanker

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Longkanker kan uitzaaien. In hoeveel % van de gevallen van ontdekte longkanker is deze uitgezaaid?
A
50%
B
10%
C
75%
D
25%

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

"Kanker ontstaat door een afwijkende celdeling".

A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn benigne tumoren?
A
Kwaadaardige tumoren
B
Zachtaardige tumoren
C
Tumoren op je benen
D
Goedaardige tumoren

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is géén symptoom van longkanker?
A
Prikkelhoest
B
Pijn op de borst
C
Vorming van slijm in de longen
D
Keelpijn

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar/Niet-waar
'Goedaardige (benigne) tumoren hebben altijd een goedaardig verloop.'

A
Waar
B
Niet-waar

Slide 8 - Quiz

 Een niet te behandelen goedaardige tumor in de hersenen of een ander vitaal orgaan veroorzaakt uiteindelijk dezelfde problemen als een kwaadaardige tumor.
Wat is 'metastase'?
A
Kwaadaardige longkanker
B
Metaboliet van Xeloda
C
Uitzaaiing
D
Bepaalde fase van een tumor

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kwaadaardige (maligne) celgroei in het oppervlakteweefsel (epitheel) noemen we:
A
Carcinoom
B
Melanoom
C
Fibroadenoom
D
Malinoom

Slide 10 - Quiz


melanoom=huidkanker
fibroadenoom=goedaardig gezwel in borst
malinoom=bestaat niet
Wat is géén risicofactor voor het krijgen van borstkanker?
A
Anticonceptiepil
B
Roken en alcohol
C
Koffie
D
Hormoontabletten tegen overgangsklachten

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

'Borstkanker komt alleen voor bij vrouwen.'

A
Waar
B
Niet-waar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

'Oncolytica remmen alleen de afwijkende celdeling.'
A
Waar
B
Niet-waar

Slide 13 - Quiz

Oncolytica remmen de celdeling. Het probleem is dat ze elke celdeling remmen, dus ook de noodzakelijke of gewenste celdeling.  Gezien dit gegeven zijn de bijwerkingen van de oncolytica goed te begrijpen.
Bijwerkingen oncolytica
Bij alle cellen in het lichaam die snel delen, zoals:
  •  bloedcellen
  • cellen van de slijmvliezen van het maag-darmkanaal  
  • huidcellen (haar)
Vandaar: misselijkheid, braken, diarree, ernstig vochtverlies, maar ook haaruitval en beïnvloeding van de vruchtbaarheid. Door aantasting van de bloedaanmaak kunnen ook ontstaan:  bloedarmoede (anemie), verhoogde gevoeligheid voor allerlei infecties en stollingsstoornissen 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom wordt oncolytica vaak intermitterend gegeven?
A
Zodat de lichaamseigen cellen weer kunnen herstellen
B
Om resistentie te voorkomen
C
Zodat de behandeling thuis kan plaatsvinden
D
Zodat het intraveneus gegeven kan worden

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

TNM classificatie

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt hier
afgebeeld?
A
Tumoren
B
Celdeling
C
Carcinoom
D
Cel afbraak

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions