Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H2.3
Lezen
Welkom!
1MH
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
''...'' uitleggen wat feiten en meningen zijn;
''...'' feiten en meningen herkennen;
''...'' de Moeilijke-woordenwijzer toepassen;
''...'' het opsommend tekstverband herkennen.
Planning
Terugblik
Feit en mening
Video
Moeilijke woordenwijzer
Opsommend Tekstverband
Afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Waar ging 1.3 over?
Slide 3 - Carte mentale
Verkennend Lezen
Nauwkeurig Lezen
Slide 4 - Question de remorquage
2.3 Lezen p.82-91
Feiten en meningen
Feiten:
Waar en/of echt gebeurd
''De Maastoren is het hoogste Nederlandse gebouw.''
''Het gebouw is op 28 mei 2010 officieel geopend.''
Beide feiten kun je controleren.
Meningen:
Wat iemand ergens van vindt
Verschillen vaak
Andere woorden: standpunt, oordeel, opinie en opvatting.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
1.3 Lezen p.82-91
Moeilijke woordenwijzer
Als je een moeilijk woord tegenkomt:
Is het woord belangrijk?
Ja? Kijk dan of je de betekenis uit de context kan halen. - Geeft de schrijver een omschrijving, voorbeeld of synoniem? - Staat in de context informatie die een aanwijzing geeft?
Weet je het nog niet? -> Woordenboek, of iemand uit je omgeving!
Slide 8 - Diapositive
2.3 Lezen p.82-91
In een goedgeschreven tekst is er een verband tussen de woorden, zinnen en alinea’s. We noemen dit het tekstverband.
Signaalwoorden geven aan om welk tekstverband het gaat.
Opsommend Tekstverband
Opsomming
Teksverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
opsommend
noemt twee of meer tekstdelen in volgorde
...
...
Slide 9 - Diapositive
2.3 Lezen p.82-91
In een goedgeschreven tekst is er een verband tussen de woorden, zinnen en alinea’s. We noemen dit het tekstverband.
Signaalwoorden geven aan om welk tekstverband het gaat.
Opsommend Tekstverband
Opsomming
Teksverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
opsommend
noemt twee of meer tekstdelen in volgorde
ook, bovendien, daarnaast, zowel ... als, ten eerste, ten slotte
Willem heeft veel hobby’s. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto’s van het koningshuis. Hij speelt bovendien gitaar.