2024_01_29: TaalCompleet A1 - Thema 2: 2.7 t/m 2.11

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1-4

Goedemorgen!

Maandag 29 januari 2024

TaalCompleet 2.7 t/m 2.11

Thema 2: De school 

Opdracht: Kijk naar het plaatje. Schrijf samen zoveel mogelijk woorden bij het plaatje.

Klaar? Schrijf korte zinnen met de woorden.

Herhaling 2.4: De dagen van de week

Opdracht: Geef antwoord op de vragen. Schrijf de goede antwoorden in je schrift.

1. Welke dag is het vandaag? 
2. Op welke dag heb je de hele dag les van docent Iza? 
3. Op welke dagen is het weekend?
4. Op welke dag maak je een toets? 
5. Welke dag komt voor zaterdag? 
6. Welke dag is het morgen? 

Klaar? Maak korte zinnen. Schrijf wat je deze week gaat doen: Ik ga vandaag ...

Ik ga morgen ... Ik ga op woensdag ...

Herhaling 2.4: De dagen van de week

Opdracht: Geef antwoord op de vragen. Schrijf de goede antwoorden in je schrift.

1. Welke dag is het vandaag? maandag
2. Op welke dag heb je de hele dag les van docent Iza? donderdag
3. Op welke dagen is het weekend? zaterdag en zondag
4. Op welke dag maak je een toets? woensdag
5. Welke dag is het voor zaterdag? vrijdag
6. Welke dag is het morgen? dinsdag

Herhaling 2.5: Hoeveel? Wanneer?

Opdracht: Doe samen oefening 34 op bladzijde 53.

De docent stelt straks de vragen.

Klaar? Werk even zelfstandig verder in je boek. 

Herhaling 2.6: Getallen

Opdracht: Luister naar de docent. Schrijf het getal in letters. 

• 50 - vijftig
• 30 - dertig
• 90 - negentig
• 60 - zestig
• 40 - veertig
• 100 - honderd
• 80 - tachtig
• 20 - twintig 
• 70 - zeventig

Herhaling 2.6: Getallen

Opdracht: Luister goed naar de docent. Welk getal hoor je? Staat het getal op jouw kaart? Zet dan een kruisje: X door het getal. 

Heb je alle kruisjes gezet? Roep dan: Bingo!

Pauze: 10.15 - 10.30 uur

TaalCompleet A1

Opdracht: Maak 2.7, 2.8 en 2.9

Klaar? Maak 2.10 en 2.11

Pauze: 12.00 - 12.30 uur

2.9 Een opdracht maken

Opdracht: Doe samen de opdracht op het werkblad.

Cursist A zegt: 'Zet een streep onder het potlood.'

Cursist B zet een streep onder het potlood: het potlood

Cursist B zegt: 'Zet een kruisje voor het boek.'

Cursist A zet een kruisje voor het boek: x het boek

Klaar? Werk dan in je boek.

2.10: De maanden van het jaar

We schrijven de namen van de maanden op het bord.

2.10: De maanden van het jaar

Opdracht: Wanneer ben jij jarig?

Anouk: Ik ben jarig op 9 mei.

Cursist A: Zij is jarig op 9 mei. Ik ben jarig op 29 augustus.

Cursist B: Hij is jarig op 29 augustus. Ik ben jarig op 5 april.

Wedstrijd: spelling

Opdracht: We doen een wedstrijd. Luister naar het woord. Schrijf het woord op het bord. 

Team 1: 

Anageel

Bassel

Ahmad

Hadel

Bakr

Nahom

Team 2:

Nedhal

Tim

Aya

Mohammad

Osamah

2.10: De maanden van het jaar

Opdracht: Schrijf de dag als één cijfer en de maand als woord.

Voorbeeld: 01-01 = 1 januari 

30-10

10-05

25-12

18-07

03-03

14-02

03-04

13-08

06-01

02-06

27-11

2.10: De maanden van het jaar 

Opdracht: Doe samen oefening 70 op bladzijde 65. 

Klaar? Werk dan in je boek.

Herhaling 2.6: Getallen

Opdracht: Doe samen oefening 38 op bladzijde 54. 

Klaar? Werk dan in je boek.

Pauze: 14.00 - 14.15 uur

TaalCompleet A1

Opdracht: Maak 2.10 en 2.11

Klaar? Maak 2.1 t/m 2.9

Hoe was de les vandaag? Waarom?

😒🙁😐🙂😃

Thema 2: De school

Opdracht: Kijk naar het bord. Je ziet acht rondjes. In de rondjes staan letters. Welk woord zie je? Klaar? Kijk samen naar de woorden. Zijn ze goed?

1. docent
2. cursisten
3. pauze
4. leren
5. opdracht
6. computer
7. moeilijk
8. typen