H5 Rekenen herhaling

Oefenen SE8
Hoofdstuk 5, rekenen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefenen SE8
Hoofdstuk 5, rekenen

Slide 1 - Diapositive

0,6 uur = ... minuten
1

Slide 2 - Question ouverte

17 280 seconden = ... uur
2

Slide 3 - Question ouverte

De damesestafette ploeg heeft op het WK zwemmen goud veroverd op de 4 x 100m vrije slag in een tijd van 3:41,72.
Wat was hun tijd in seconden?
3
A
3,41 seconden
B
204,72 seconden
C
221,72 seconden
D
264,2 seconden

Slide 4 - Quiz

De damesestafette ploeg heeft op het WK zwemmen
goud veroverd op de 4 x 100m vrije slag.
Na 110 seconden was de wissel van de derde zwemster.
Wat was de gemiddelde snelheid op de eerste helft in m/s?
4
A
0,55 m/s
B
1,8 m/s
C
1,98 m/s
D
3,2 m/s

Slide 5 - Quiz

72 km/uur = ... m/s
5

Slide 6 - Question ouverte

4 m/s = ... km/uur
6

Slide 7 - Question ouverte

Rob fietst van Utrecht naar Arnhem.
Dat is een afstand van 61,3 km.
Hoeveel uur en minuten zal Rob hier
(zonder pauze) ongeveer over doen?
7

Slide 8 - Question ouverte

Met de motor is de afstand maar 60 km.
Volgens google doet Rob er 50 minuten over.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/uur?
8

Slide 9 - Question ouverte

5.1
Rekenen met tijd
48:30:16 uur betekent:
48 uur; 30 minuten; 16 seconden
maar LET OP:
36:18,5 minuten betekent:
36 minuten; 18,5 seconden

Slide 10 - Diapositive

5.2
Rekenen met snelheid
Vuistregels:
  • Lopen is ~ 5 km/uur
  • Fietsen is ~ 15 - 18 km/uur
Van m/s naar km/uur:
1 uur is 60 x 60 = 3600 seconden
1 km is 1000 meter
dus 1 m/s is 1 x 60 x 60 = 3600 meter / uur
en dat is 3600 : 1000 = 3,6 km/uur


Slide 11 - Diapositive

1,5 m3 = .... liter
9

Slide 12 - Question ouverte

0,78 ha = .... m2
10

Slide 13 - Question ouverte

2 are = .... ha
11

Slide 14 - Question ouverte

Hoeveel m2 is de oppervlakte het huis hiernaast?
12

Slide 15 - Question ouverte

In de tuin komt een zwembad.
Het zwembad is 10 meter lang, 3,5 meter breed en 20 dm diep.
Het wordt voor 7/8 deel met water gevuld.
Hoeveel liter water gaat er in het zwembad?
13

Slide 16 - Question ouverte

5.4
Oppervlakte & inhoud
1 centi are = 1 m2
1 are = 100 m2
1 ha (hectare) = 10 000 m2

1 dm3 = 1 liter
1 hl (hecto liter) = 100 liter
1 m3 (kuub) = 1 000 dm3 = 1 000 liter
1 liter = 10 dl (deci liter)
           = 100 cl (centi liter)
           = 1 000 ml (milli liter)


Slide 17 - Diapositive

2,3 kg = ... gram
14

Slide 18 - Question ouverte

4 500 kg = ... ton
15

Slide 19 - Question ouverte

150 000 mg = ... kg
16

Slide 20 - Question ouverte

Eikenhout heeft een soortelijke massa van 0,7 kg/dm3.
Een gezaagde boom heeft de vorm van een balk en is 2 meter lang, 0,5 meter breed en 20 cm dik.
Hoeveel kg weegt deze balk?
17

Slide 21 - Question ouverte

5.5
Gewicht
1 ton = 1 000 kg
1 kg   = 1 000 gram
1 gr    = 1 000 mg (milli gram)
Algemeen:
  • deci = één tiende --> een deci gram is 1/10 gram
  • centi = één honderdste --> een centi meter is 1/100 meter
  • milli = één duizendste
  • deca = tien
  • hecto = honderd
  • kilo = duizend




Slide 22 - Diapositive

Schrijf als gewoon getal:
4,67 x 10^9

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf in wetenschappelijke notatie:
8,6 miljoen

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf als gewoon getal:
3,14 x 10^-4

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf in wetenschappelijke notatie:
0,0000789

Slide 26 - Question ouverte