Toets Link woordenschat

Woordenschat
Woordenschat thema : Waar heb je last van? Wat zijn jouw klachten? 
Gebruik geen Google Translate. 
Succes!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Woordenschat thema : Waar heb je last van? Wat zijn jouw klachten? 
Gebruik geen Google Translate. 
Succes!

Slide 1 - Diapositive

Vul het goede woord in
In de volgende zinnen moet je het goede woord invullen. Let op: schrijf ALLEEN het goede woord op. Niet de hele zin!
Kies uit de volgende woorden: 
de behandeling, de meerderheid, slechts, dringend, onderzoeken,
ouderwets, rechtop, ongezond

Slide 2 - Diapositive

Je moet ............. gaan staan, anders krijg je pijn in je rug.

Slide 3 - Question ouverte

Ik moet snel weg, ik kreeg een .................. telefoontje.

Slide 4 - Question ouverte

Jullie eten alleen maar patat, dat is erg ........................... .

Slide 5 - Question ouverte

De vrouwen zijn in ...... .......................... , dat komt niet vaak voor.

Slide 6 - Question ouverte

Deze jas kost ............... 50 euro, dat is niet duur.

Slide 7 - Question ouverte

...... .............................. van mijn arm duurt al 3 maanden.

Slide 8 - Question ouverte

Omdat ik zoveel pijn in mijn buik heb, wil de dokter mij ...........................

Slide 9 - Question ouverte

Het is heel ........................ als je nog geen mobiele telefoon hebt.

Slide 10 - Question ouverte

Welk woord?
Lees de zin. Welke van de twee woorden moet je invullen?

Slide 11 - Diapositive

Als je hard hebt gesport, moet je daarna ............................
A
herstellen
B
ontspannen

Slide 12 - Quiz

De .......................... behandelt mij voor mijn zere rug.
A
fysiotherapeut
B
de dokter

Slide 13 - Quiz

Een woord voor iemand die ziek is:
A
patiënt
B
patient

Slide 14 - Quiz

De dokter moet een recept ................................. anders krijg ik geen medicijnen.
A
beschrijven
B
voorschrijven

Slide 15 - Quiz

Achter in mijn mond zitten ....................
A
kiezen
B
tanden

Slide 16 - Quiz

Zinnen maken
Maak zinnen met de woorden die je ziet. Denk aan:
  • de spelling van de woorden
  • de leestekens (punt, vraagteken)

Slide 17 - Diapositive

opereren

Slide 18 - Question ouverte

goedemiddag

Slide 19 - Question ouverte

pijnlijk

Slide 20 - Question ouverte

de diagnose

Slide 21 - Question ouverte

onthouden

Slide 22 - Question ouverte

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 23 - Question ouverte