dinsdag

Dinsdag 21 januari
Lesuur
Docent
Lesuur
Docent
08.30 - 09.00 uur Inloop
12.35 - 13.05 uur pauze
09.15 - 10.00 uur NT2 - lezen in leesboekjes
mevrouw Mieke
Rotana
13.05 - 13.50 uur NT2  - dictee
mevrouw Mieke
10.00 - 10.45 uur rekenen
mevrouw Karin
13.50 - 14.35 uur NT2 - woordenschat 5.7 herhalen meet LessonUp
mevrouw Mieke
10.45 - 11.05 uur pauze
11.05 - 11.50 uur NT2 - lezen tekst Plein 16 Bij de dokter
mevrouw Mieke Rotana
11.50 - 12.35 uur NT2 - grammatica meervoud
mevrouw Mieke
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Dinsdag 21 januari
Lesuur
Docent
Lesuur
Docent
08.30 - 09.00 uur Inloop
12.35 - 13.05 uur pauze
09.15 - 10.00 uur NT2 - lezen in leesboekjes
mevrouw Mieke
Rotana
13.05 - 13.50 uur NT2  - dictee
mevrouw Mieke
10.00 - 10.45 uur rekenen
mevrouw Karin
13.50 - 14.35 uur NT2 - woordenschat 5.7 herhalen meet LessonUp
mevrouw Mieke
10.45 - 11.05 uur pauze
11.05 - 11.50 uur NT2 - lezen tekst Plein 16 Bij de dokter
mevrouw Mieke Rotana
11.50 - 12.35 uur NT2 - grammatica meervoud
mevrouw Mieke

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Rekenen
Mevrouw Karin komt in de klas en gaat met jullie rekenen/wiskunde doen.

Slide 3 - Diapositive

Pauze
timer
20:00

Slide 4 - Diapositive

lezen tekst Plein 16
Bij de dokter

Slide 5 - Diapositive

grammatica 
meervoud

Slide 6 - Diapositive

Pauze
timer
30:00

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij les 5.7
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 10 - Diapositive

de apotheek
  • plaats waar je medicijnen haalt
  • meervoud: de apotheken
  • Zin: Ik ga naar de apotheek om een ander medicijn te halen.

Slide 11 - Diapositive

het medicijn
  • meervoud: de medicijnen
  • pillen, poeders, tabletten...
  • je haalt een medicijn bij de apotheek
  • Zin: De man heeft een oorontsteking en haalt medicijnen bij de apotheek.

Slide 12 - Diapositive

ziek, ziekenhuis
  • als je ziek bent moet je in bed uitrusten
  • iemand die ziek is noem je een zieke
  • als je heel erg ziek bent moet je soms naar het ziekenhuis
  • Zin: De dokter onderzoekt het zieke kind.

Slide 13 - Diapositive

de dokter

  • de huisarts
  • Als je erg ziek bent ga je naar de dokter.
  • Je belt de assistente en maakt een afspraak.
  • Zin: De dokter onderzoekt de patient.

Slide 14 - Diapositive

last hebben van...
  • pijn hebben aan...
  • je arm, je been, je..........
  • werkwoord: ik heb last van... / jij hebt last van.../hij heeft..../ wij hebben.....
  • Zin: Ik heb last van mijn linkerknie.
  • Zin: De jongen heeft keelpijn.

Slide 15 - Diapositive

Ik heb een keer in het ziekenhuis gelegen.
Ja
Nee

Slide 16 - Sondage

In welke zin zie je de betekenis van het woord: de apotheek
A
Ik ga naar de winkel om eten te kopen.
B
Ik moet medicijnen ophalen.
C
De dokter kijkt naar mijn schouder.
D
Iedere dag eet ik een appel.

Slide 17 - Quiz

Maak een lange zin met het woord:
de dokter

Slide 18 - Question ouverte

Waar wordt het woord
medicijn(en)
goed gebruikt?
A
In de pauze drink ik koffie in de kantine.
B
Ik lust geen koffie.
C
Ik eet graag snoep.
D
Ieder avond moet ik mijn pillen innemen.

Slide 19 - Quiz

Ik heb veel last van............ .
A
mijn knie
B
mijn tenen
C
mijn fiets
D
mijn klas

Slide 20 - Quiz

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 21 - Diapositive

Als je heel erge keelpijn hebt dan krijg je ........... .

Slide 22 - Question ouverte

Als ik ziek ben ga ik soms naar .............. .

Slide 23 - Question ouverte

Ik moet volgende week naar .............. voor een operatie.

Slide 24 - Question ouverte

Ik ga vandaag niet naar school want ik ................. mijn rug.

Slide 25 - Question ouverte

Ik haal de medicijnen in ................. .

Slide 26 - Question ouverte

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: de apotheek,                  het medicijn, ziek, het ziekenhuis,    de dokter, last hebben van

Slide 27 - Diapositive