H3, grammatica , 1p, 20-01-2020

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
12.35 - 12.45 - Lezen in leesboek
12.45 - 12.50 - Hoe zat het met...  zinsdelen?
12.50 - 13.00 - Huiswerk bespreken (opdracht 17 en 18)
13.00 - 13.05 - Hoe zat het met ... woordsoorten?
13.05 - 13.20 - Zelfstandig werken







Slide 2 - Diapositive

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Diapositive

Hoe zat het met grammatica zinsdelen?

Welke zinsdelen kennen we tot nu toe en welke vragen stel je daar bij?

Slide 4 - Diapositive

Opdrachten bespreken
Opdracht 17 en 18 op blz. 178


Verbeter je antwoord indien nodig
Zet een krul als je het goed hebt


Slide 5 - Diapositive

Welke woordsoorten van grammatica woordsoorten kennen we tot nu toe?

Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat? Maken 19 en 20 en (blz. 178 en 179)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Lees de theorie op blz. 179 en maak opdracht 21. 

timer
15:00

Slide 7 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling vertelt iets over de handeling in de zin. Bijvoorbeeld waar, wanneer, waarom of hoe iets gebeurt. 

Vragen die je kunt stellen zijn: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, wanneer, hoe en hoeveel?

Zinsdelen als: ook, wel, niet en toch zijn ook bwb. 

Slide 8 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Even oefenen. Noteer van de onderstaande zinnen het wwg, ow, lv, mv en bwb. Als een zinsdeel er niet in voor komt, zet je een streepje. 

1. Gisteren heeft mijn vader een bosje bloemen aan mijn moeder gegeven vanwege hun trouwdag.
2. Waarom hebben jullie dat niet aan mij gegeven? 
3. Door de hevige regenval is een deel van de rivier  verzakt. 
4. Ik heb mijn werkstuk vorige week aan de conciërge gegeven. 
timer
10:00

Slide 9 - Diapositive

Lesafsluiting
Morgen gaan we weer verder met het onderdeel grammatica zinsdelen.

Welke vraag moet je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 10 - Diapositive

Uitleg zinsopbouw
Bij sommige werkwoorden moet je maar één basisvraag stellen. Bijvoorbeeld:
De hond slaapt.

Je kan niet vragen: Wat slaapt de hond? Je hoeft bij dit werkwoord maar één basisvraag te stellen. Wie slaapt? 

Bij sommige werkwoorden moet je de wie vraag stellen, maar kun je ook de wat vraag stellen.
Bijvoorbeeld:
Lisa zingt. Wat zingt Lisa? Lisa zingt een lied.
Klaas tekent. Wat tekent Klaas? Klaas tekent een hond. 

Slide 11 - Diapositive

Samengevat
1. Een werkwoord waar je alleen een wie vraag bij moet stellen (Hij slaapt)
2. Een werkwoord waar je een wie & een wat vraag bij moet stellen. (De tuinman hakt de boom om)
3. Een werkwoord waar je een wie vraag bij moet stellen, maar ook een wat vraag bij kunt stellen. (Linda zingt, Linda zingt een lied) 

Noteer van deze werkwoorden de juiste soort. (maak een keuze uit 1, 2 of 3)
Wassen, zwemmen, opbellen, fietsen, wegsturen. 

Slide 12 - Diapositive

Pauze

Slide 13 - Diapositive

Raadgedicht

Raadgedicht
https://raadgedicht.nl/strafschopspecialist/


Slide 14 - Diapositive

Wat weet je nog?
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 15 - Diapositive

Opdrachten bespreken
Wat? Opdracht 15 en 16 blz. 69 en 70

- Je kijkt met een andere kleur pen na
- Verbeter je antwoord als deze fout is
- Zet een krul als je het antwoord goed hebt

Slide 16 - Diapositive

Verhaal maken

Ik heb acht vrijwilligers nodig die voor het bord willen komen, deze leerlingen moeten in een rijtje staan. We gaan vandaag weer een verhaal maken. Deze keer gaan jullie niet omstebeurt een woord zeggen, maar word je aangewezen. Het kan zijn dat je dan een langer deel van een verhaal moet vertellen, wellicht een paar zinnen of slechts een woord.

De klas bepaalt of je af bent. Je bent af als je ehhhhh, het woord ervoor herhaalt of natuurlijk als je vloekt of scheldt in het verhaal. De klas moet dus goed opletten of dit niet gebeurt. 

Daarnaast bepaalt de klas het onderwerp van het verhaal. Het verhaal moet hier dus ook een beetje over blijven gaan (enkele uitwijkingen zijn in principe prima). 

Slide 17 - Diapositive

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 18 - Diapositive