1.3 Faseveranderingen (2)

1.3 Faseveranderingen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1.3 Faseveranderingen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen van deze les

Slide 2 - Diapositive

Toestandsaanduidingen
Vast: (s)
Vloeibaar: (l)
Gas: (g)

Opgelost in water: (aq)




Slide 3 - Diapositive

Faseveranderingen
Als water verdampt gaat het van de vloeibare fase naar de gasfase.

Notatie: 
H2O (l) -> H2O (g)
Fasedriehoek

Slide 4 - Diapositive

Celcius / Kelvin

Slide 5 - Diapositive

Zuivere stof en mengsel
Zuivere stof: 
  • is één stof en bestaat uit dezelfde moleculen

Mengsel:
  • meerdere verschillende soorten moleculen door elkaar

Slide 6 - Diapositive

Zuivere stof of mengsel?

Slide 7 - Diapositive

Zuivere stof


bij een zuivere stof heb je een: smeltpunt, stolpunt of kookpunt

Slide 8 - Diapositive

Mengsel

Stoltraject
Mengsel


bij een mengsel heb je een: smelttraject, stoltraject of kooktraject

Slide 9 - Diapositive

Faseveranderingen 1 en 4 zijn
A
verdampen en stollen
B
condenseren en vervluchtigen=sublimeren
C
stollen en sublimeren
D
condenseren en stollen

Slide 10 - Quiz

Faseveranderingen 3 en 6 zijn
A
stollen en rijpen
B
smelten en (vervluchtigen) sublimeren
C
rijpen en verdampen
D
condenseren en stollen

Slide 11 - Quiz

Het kookpunt van ethanol is 78 graden Celsius, hoeveel Kelvin is dit?
A
-193 K
B
351 K
C
-95 K
D
251 K

Slide 12 - Quiz

Het kookpunt van koper is 2843 K hoeveel graden Celsius is dat?
A
3116 graden Celsius
B
2670 graden Celsius
C
2570 graden Celsius
D
3016 graden Celsius

Slide 13 - Quiz

Wat is het koudste ?
A
10 graden celsius
B
273 Kelvin
C
200 Kelvin
D
-10 graden Celsius

Slide 14 - Quiz

Zuivere stof of mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 15 - Quiz

mengsel of
zuiver stof?
A
mengsel
B
zuiver stof
C
niet te zeggen

Slide 16 - Quiz

Is melk een mengsel of zuivere stof?
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 17 - Quiz

Zuivere stof
of mengsel?
A
a: mengsel b: zuivere stof c: mengsel
B
a: zuivere stof b: zuivere stof c: mengsel
C
a: mengsel b: mengsel c: mengsel
D
a: zuivere stof b: zuivere stof c: zuivere stof

Slide 18 - Quiz

We kennen 3 fasen waarin een stof zich kan bevinden. Welke zijn dat?
A
Oplossing, mengsel, zuivere stof
B
Vloeibaar, ijs, gas
C
Vloeibaar, vast, damp
D
Vloeibaar, vast, gas

Slide 19 - Quiz

Is het kaarsvet een zuivere stof of een mengsel?
A
Zuivere stof, want het heeft een stolpunt
B
Mengsel, want het heeft een stolpunt
C
Zuivere stof, want het heeft een stoltraject
D
Mengsel, want het heeft een stoltraject

Slide 20 - Quiz

Par. 1.4 soorten mengsels en pH

Slide 21 - Diapositive

Wat voor soort mengsel is op de achtergrond te zien?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie

Slide 22 - Quiz

Welk soort mengsel is dit?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie

Slide 23 - Quiz

Welk soort mengsel is dit?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie

Slide 24 - Quiz

Wat voor soort mengsel is dit?
A
Oplossing
B
Zuivere stof
C
Suspensie

Slide 25 - Quiz

Wat doet een emulgator?
A
Die houdt vloeistoffen gescheiden
B
Die laat slecht mengbare vloeistoffen alsnog mengen

Slide 26 - Quiz

Welke stof is een emulgator?
A
Water
B
Crème
C
Zeep
D
Olie

Slide 27 - Quiz

Rook is een mengsel.
Waaruit bestaat rook?
A
vaste deeltjes, fijn verdeeld in een gas
B
vaste deeltjes, fijn verdeeld in een vloeistof
C
vloeistofdruppeltjes, fijn verdeeld in een gas
D
vloeistofdruppeltjes, fijn verdeeld in een vloeistof

Slide 28 - Quiz

Schuim is een mengsel van een ..(1).. in een
..(2)..
A
(1) Vloeistof (2) Gas
B
(1) Gas (2) Vloeistof
C
(1) Vaste Stof (2) Vloeistof
D
(1) Vaste stof (2) Gas

Slide 29 - Quiz

Nevel is een mengsel van een
A
vloeistof in een gas.
B
vloeistof in een vloei- stof.
C
gas stof in een vloeistof.
D
vaste stof in een gas.

Slide 30 - Quiz

De pH van een zure oplossing is:
A
kleiner dan 7
B
groter dan 7
C
7
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 31 - Quiz

Wat gebeurt er met de pH als we aan een zure oplossing water toevoegen?
A
gaat omlaag
B
gaat omhoog
C
blijft gelijk

Slide 32 - Quiz

Zeep is een basische oplossing. Wat kan je zeggen over de pH van zeep?
A
pH < 7
B
pH > 7
C
pH = 7
D
pH = 12

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurt er met de pH als aan een basische oplossing een zuur wordt toegevoegd.
A
gaat omlaag
B
gaat omhoog
C
blijft gelijk

Slide 34 - Quiz

Anna heeft een vloeistof getest met een universeel indicatorpapier. Het papiertje werd donkerblauw, is de vloeistof dan een zuur, een base of is het neutraal.
A
Zuur
B
Base
C
Neutraal

Slide 35 - Quiz