Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Welke verhaalelementen ken je nog?
Slide 1 - Question ouverte
Het thema van een verhaal
= de kortst mogelijke omschrijving
van het onderwerp van het verhaal
Slide 2 - Diapositive
Welk thema past volgens jou bij deze boekcover?
Slide 3 - Question ouverte
Welk thema past volgens jou bij deze boekcover?
Slide 4 - Question ouverte
Welk thema past volgens jou bij deze boekcover?
Slide 5 - Question ouverte
De verhaallijn
= chronologische opeenvolging van gebeurtenissen in een verhaal. Begint met wat eerst gebeurt, wat daarna,...
Een verhaal kan meerdere verhaallijnen bevatten.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Schrijf de verhaallijn bij dit fragment uit in puntjes.
Slide 8 - Question ouverte
De personages in een verhaal
Slide 9 - Diapositive
Welke soorten personages ken je nog?
Slide 10 - Question ouverte
Welke hoofdpersonages ken je?
Slide 11 - Carte mentale
Slide 12 - Diapositive
Protagonist
Antagonist
Nevenfiguur
Belangrijkste figuur
Komt soms voor in de titel van het verhaal
Harry Potter
oefent een belangrijke invloed uit op het hoofdpersonage: werkt het tegen, helpt het,..
Voldemort
De boze stiefmoeder uit Sneeuwwitje
Je komt er minder over te weten
Kan verschillende rollen spelen
Dobby, de huiself
Slide 13 - Question de remorquage
Benoem de personages in dit fragment.
Slide 14 - Question ouverte
Benoem de personages in dit fragment.
Slide 15 - Question ouverte
Vertelperspectieven
Slide 16 - Diapositive
Bij welk vertelperspectief bestaat er een grote afstand tussen de lezer en het hoofdpersonage?
A
Ik-verteller
B
Alwetende hij-verteller
C
Persoonlijke hij-verteller
D
Alwetende zij-verteller
Slide 17 - Quiz
Bij welk vertelperspectief volg je mee door de ogen van het hoofdpersonage?
A
Ik-verteller
B
Alwetende hij-verteller
C
Persoonlijke hij-verteller
D
Alwetende zij-verteller
Slide 18 - Quiz
Bij welk vertelperspectief weet je als lezer net iets meer dan het personage?
A
Ik-verteller
B
Alwetende hij-verteller
C
Persoonlijke hij-verteller
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Diapositive
Waarom is de belevende ik perspectief belangrijk in een verhaal?
A
Het maakt het verhaal meer afstandelijk voor de lezer.
B
Het benadrukt de gedachten van andere personages.
C
Het zorgt voor een directe betrokkenheid van de lezer.
D
Het zorgt voor een objectieve weergave van gebeurtenissen.
Slide 21 - Quiz
Wat is een kenmerk van de vertellende ik?
A
Het beschrijft objectieve feiten en gebeurtenissen.
B
Het beschrijft de gedachten van andere personages.
C
Het vertelt gebeurtenissen vanuit een later perspectief.
D
Het vertelt gebeurtenissen vanuit directe ervaringen.
Slide 22 - Quiz
Wat is het verschil tussen een belevende ik en een vertellende ik?
A
De vertellende ik vertelt vanuit een ander perspectief.
B
De belevende ik vertelt vanuit eigen ervaringen.
C
De belevende ik vertelt vanuit een ander perspectief.
D
De vertellende ik vertelt vanuit eigen ervaringen.
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Hoe beïnvloedt het perspectief van de verteller de beleving van het verhaal?
A
Het heeft geen invloed op de interpretatie van de lezer.
B
Het beïnvloedt alleen de setting van het verhaal.
C
Het bepaalt welke informatie de lezer krijgt en hoe de gebeurtenissen worden gepresenteerd.
D
Het verandert de persoonlijkheden van de personages.
Slide 25 - Quiz
Wat kenmerkt een alwetende verteller ten opzichte van een personele verteller?
A
Het gebruik van de ik-vorm in de vertelling.
B
De afwezigheid van beschrijvende passages.
C
Het feit dat de verteller kennis heeft over alle personages.
D
De beperkte toegang tot gedachten en gevoelens.
Slide 26 - Quiz
Hoe kan een lezer het perspectief van een personele verteller herkennen?
A
Aan de gedetailleerde beschrijvingen.
B
Doordat het verhaal wordt verteld vanuit het oogpunt van een personage.
C
Door de alwetendheid van de verteller.
D
Op basis van de dialogen.
Slide 27 - Quiz
Wat is het belangrijkste verschil tussen een personele en een alwetende verteller?
A
De vertelstijl van de auteur.
B
De setting van het verhaal.
C
De mate van kennis over de personages.
D
Het aantal hoofdpersonages.
Slide 28 - Quiz
Gisteren was ik in mijn kamer aan het zingen. Toen ik naar buiten keek, zag ik hem. Hij stond in het midden van de voortuin en staarde naar mijn raam. Ik heb naar hem gewuifd, maar hij reageerde niet. Toen ik klaar was met zingen bleef hij nog een paar tellen staan, net alsof hij op een bisnummer wachtte. Daarna liep hij weg. Misschien is hij gevoelig voor muziek. Zou kunnen.
Naar: Gewoon anders, Luc Descamps
A
Belevende ik-verteller
B
Vertellende ik-verteller
C
personele hij/zij-verteller
D
Auctoriële hij/zij-verteller
Slide 29 - Quiz
Automatisch ging Nick met de computermuis naar de plaats waar het Erebos-icoon stond. Of gestaan had. De rode E was weg. Shit. Gejaagd haalde Nick de dvd uit het hoesje en stopte hem in de drive. Daar was het installatievenster. Kijk eens aan. Perfect. Installeren. Het duurde een hele tijd, net als de eerste keer. Maar dat gaf niet, hij had geduld. Zo. Nu. Waar was het icoon? Hij kon het niet vinden, net zomin als het net geïnstalleerde programma. Hij zocht de hele harde schijf af, twee keer, drie keer. Niets. Nog een keer installeren. Wacht, misschien moest je de dvd eerst kopiëren? Zo ging het tenslotte als je hem doorgaf. Hij kopieerde en installeerde, twee keer, drie keer. Gaf intussen wanhopige klappen op de computer.
A
Belevende ik-verteller
B
Vertellende ik-verteller
C
personele hij/zij-verteller
D
Auctoriële hij/zij-verteller
Slide 30 - Quiz
Ik ga op mijn zij liggen en kijk opeens recht in de ogen van Gale. Heel even vervaagt de wereld om ons heen en zie ik alleen zijn rood aangelopen gezicht, de kloppende ader op zijn slaap, zijn half geopende mond terwijl hij weer op adem probeert te komen. 'Gaat het?' vraagt hij, en zijn woorden worden bijna overstemd door een ontploffing. 'Ja, ik denk niet dat ze me hebben gezien', antwoord ik. 'Ze komen in elk geval niet achter ons aan.' 'Nee, ze hebben blijkbaar een ander doelwit', zegt Gale. 'Dat weet ik, maar daar is alleen,...' We beseffen tegelijkertijd wat er aan de hand is.
Naar: Spotgaai, Suzanne Collins
A
Belevende ik-verteller
B
Vertellende ik-verteller
C
personele hij/zij-verteller
D
Auctoriële hij/zij-verteller
Slide 31 - Quiz
Jonas en Ben hebben ruzie. Jonas beweert dat Ben zijn vriendin heeft ingepikt. Ben ontkent alles. Daar zal zeker vuurwerk van komen. Vorig jaar hadden de jongens het al regelmatig met elkaar aan de stok. Jonas is de felste van de twee, hij geeft nooit op. Ben is eerder een stille jongen. Jonas wil ook nu winnen. De jongens staan tegenover elkaar, het gevecht kan beginnen. Terwijl de jongens zich voorbereiden, steekt Elise het ex-liefje van Jonas twee straten verder nietsvermoedend de straat over. De ruzie tussen de twee jongens zal deze keer niet op een gevecht uitdraaien.
A
Belevende ik-verteller
B
Vertellende ik-verteller
C
personele hij/zij-verteller
D
Auctoriële hij/zij-verteller
Slide 32 - Quiz
Laura is een ijverige studente, ze bereidt zich goed voor op de toets voor het vak Nederlands. Ze vindt dat haar vriendin Marie minder inspanningen levert. Die is alweer op stap met de jongens. Ze heeft Marie wel gewaarschuwd, maar die heeft haar raad al weer in de wind geslagen. Als Marie de schoolfuif wil missen door een onvoldoende is dat haar probleem. Laura zal zich niet laten vangen.
A
Belevende ik-verteller
B
Vertellende ik-verteller
C
personele hij/zij-verteller
D
Auctoriële hij/zij-verteller
Slide 33 - Quiz
Verhaalelementen
Je kan het thema van een verhaal benoemen
Je kan de verhaallijn uitschrijven
Je kan het onderscheid maken tussen hoofd-, tegen- en nevenpersonages